Voorbede vraagt voorbereiding
Voorbede, het is niet alleen een goede gewoonte, maar ook een Bijbelse opdracht. Prof. dr. W. H. Velema: „Voorkom sleur. Het doen van voorbede is een wezenlijke taak van de gemeente.”
Volgende maand is de christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar ethiek en ambtelijke vakken 56 jaar predikant. Duizenden keren bracht hij, als tolk van de gemeente, lief en leed bij de Heere van de Kerk. Hij deed het graag, maar niet onvoorbereid.Het doen van voorbede in de gemeente geeft verbondenheid aan elkaar, ervaart de christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar. „In de openbare gebeden mogen we de Heere als gemeente samen prijzen, maar ook onze zonden belijden en onze zorgen voor Hem neerleggen.”
Persoonlijk
Voorbede, het is niet alleen een goede gewoonte, maar ook een Bijbelse opdracht. „We lezen hoe de jonge christengemeente voorbede deed voor Petrus toen hij in de gevangenis zat.” Ook Paulus roept in zijn eerste brief aan Timotheüs op dat er „smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen” gedaan worden voor alle mensen.
De opdracht in het Woord, dwingt predikanten om er ernst mee te maken, stelt prof. Velema. „Het gevaar dreigt dat predikanten de voorbeden verwaarlozen.”
„Denk erom”, zo benadrukt hij, „voorbede vraagt voorbereiding. Het opdragen van elkaar in het gebed is een serieuze bezigheid. Voorkom sleur.”
Ds. Velema: „Zorg dat je als predikant goed op de hoogte bent van de omstandigheden. Omdat ik geen eigen gemeente meer heb en dus in veel verschillende gemeenten preek, zorg ik dat ik op tijd in de consistorie ben. Dan heb ik alle gelegenheid om me uitvoerig te laten inlichten.”
Het is overigens niet de bedoeling, stelt hij, dat je alles wat je weet gedetailleerd in het gebed aan de orde stelt. „Een predikant moet ook in de voorbede maat weten. Wees persoonlijk en concreet, maar voorkom het noemen van al te veel details. Het gebed is er niet om iemands medische dossier te onthullen.”
Gevoeligheden liggen bij het doen van voorbede op de loer, ervaart de Apeldoornse emeritus hoogleraar. „Het is pastoraal gezien verstandig om, met name bij dankzegging, oog te hebben voor mensen die tegenovergestelde ervaringen hebben.”
Hij geeft een voorbeeld: „Onlangs kreeg ik een brief van een vrouw. In haar kerkelijke gemeente dankte ik voor een 50-jarig huwelijksjubileum. Het had haar echter pijn gedaan, zo schreef ze me, dat ik niet gebeden had voor mensen die ongewild weer alleen zijn en niet tot zo’n jubileum komen. Haar man was bij haar weggelopen.”
Het komt ook wel eens voor, weet de predikant, dat mensen wel erg vaak om voorbede vragen. „In een eerdere gemeente was er een zuster die steeds weer, vaak ongepast, om voorbede vroeg. In zo’n situatie is het goed om in gesprek te gaan. Het blijft nodig om in de gaten te houden of er sprake is van echte nood of dat het verzoek om voorbede een roep om aandacht is.”
Verwerking
Bij iedere voorbede, „althans bij ziekte of ander verdriet”, dienen twee aspecten aan de orde te komen, stelt prof. Velema. „Allereerst bid je uiteraard of de Heere wil voorzien in de directe nood die er is. Vervolgens, en laten we dat zeker niet vergeten, moeten we bidden voor een goede geestelijke verwerking van datgene wat zich voordoet; een gebed om innerlijke rust en vertrouwen.”
Volgens de predikant gaat het niet alleen om genezing of troost. „Het gaat ook om een goede geestelijke verwerking van wat er plaatsvindt. Wat is de impact op het geloofsleven? Hoe gaat iemand geestelijk gezien om met tegenslagen?”
Het gebed met de gemeente helpt. Daar is prof. Velema stellig van overtuigd. „In Leiden, mijn eerste gemeente, belde een vader me op een maandagmorgen op. Hij liet me weten dat zijn zoon met acute blindedarmontsteking was opgenomen in het ziekenhuis en dat de situatie door complicaties bijzonder ernstig was.
Omdat het de vraag was of de jongen de zondag zou halen, heb ik de vader toegezegd zo veel mogelijk mensen uit de gemeente op te bellen en te vragen om de jongen op te dragen in het gebed.
De jongeman had 41 graden koorts. ’s Middags om drie uur was dat gedaald tot 37 graden.”
Prof. Oldenhuis: „Houd je aan de huisstijl van de gemeente.”
Wat is de invloed van de Nederlandse wetgeving op de voorbede in de kerk? Mag een predikant alles zeggen in het gebed?
„Interessante vragen”, vindt prof. mr. F. T. Oldenhuis. En, zo stelt de bijzonder hoogleraar religie en recht aan de Rijksuniversiteit te Groningen, het zijn zeker geen hypothetische vragen.
Het komt geregeld voor, illustreert de Nederlands gereformeerde hoogleraar, dat een scriba hem met een juridische vraag over de voorbede weet te vinden. „Soms op zaterdagavond, een enkele keer zelfs op zondagmorgen.” Oldenhuis: „De scriba’s vragen zich in zo’n geval –op het laatste moment– nog af of het verstandig is dat er in de gemeente voor een specifieke situatie voorbede wordt gedaan.”
De problematiek is ingewikkeld. „Op de keper beschouwd is het gebed in de gemeente iets verticaals, iets geestelijks. Toch betekent dat niet dat het Nederlands recht daarop geen invloed heeft. Vaak adviseer ik bij een mogelijk conflict dan ook om vooral wijs te zijn. Drijf de zaken niet op de spits. En, erg belangrijk, wees te allen tijde zorgvuldig.”
Rectificatie
Het komt niet zo vaak voor, weet de hoogleraar, maar een conflict over de voorbede eindigt wel eens bij de rechter. „In deze tijd van toenemende juridisering, ook in de kerken, is het goed om je daar bewust van te zijn.”
Oldenhuis geeft een voorbeeld, waarbij hij zelf als adviseur „incidenteel” betrokken was. Het betreft een zaak die in de jaren tachtig speelde bij de rechtbank in Arnhem. „Het opvragen van een doopbewijs –lees het onttrekken aan de gemeente– leidde in een christelijke gereformeerde kerk tot het nodige getouwtrek tussen een dooplid en zijn kerkenraad. Vervolgens werd door de predikant in het gebed over het dooplid gezegd dat hij „U en Uw Verbond de rug toekeert wanneer hij zich van Uw Verbond en woorden niets meer aantrekt.” Die formulering viel slecht bij de jongeman, die helemaal niet het voornemen had te breken met de godsdienst.”
Oldenhuis: „De rechter heeft in deze zaak uitgesproken dat het gebed zorgvuldiger had gemoeten en gekund. Ik kan dat billijken. De eis tot rectificatie van het gebed in de vorm van een voor te lezen verklaring in een kerkdienst werd echter afgewezen. Volstaan werd met het –beter passend bij de stijl van het kerkgenootschap– opnemen van een verklaring in het kerkblad.
De les: wees zorgvuldig in je formuleringen op de preekstoel. En, bijzonder belangrijk, handel naar de huisstijl van de gemeente. Dan zit je safe. De rechter oordeelt met name of de gebruikelijke kerkelijk praktijk is gehandhaafd. Binnen de kerkmuren zijn kerken tot op grote hoogte eigen baas, onder respectering van zwaarwegende beginselen van dwingend recht.”
Dit alles betekent echter niet, zo benadrukt de hoogleraar, dat kerkenraden bang moeten worden. „Een leek ziet vaak gevaren waar ze niet zijn. Laat het gebed alstublieft onbevangen zijn. Je kunt ook te voorzichtig zijn. Als een voorganger zich tijdens het gebed steeds afvraagt of zijn woorden binnen de grenzen van het recht blijven, komt een gebed niet tot zijn recht.”
Verder, stelt Oldenhuis, moeten kerken allereerst, hoe weerbarstig de boodschap ook is, het Evangelie verkondigen. „Kerken hebben altijd al een kritische functie gehad. Ook naar de overheid toe. Laten we dat juist in deze tijd niet opgeven.”
Rangorde
„In beginsel” is het volgens de Groningse hoogleraar niet verboden om persoonlijke informatie over personen te melden in de voorbede, mits de predikant uiteraard zijn beroepsgeheim niet schendt. „Echter, een voorganger of kerkelijke gemeente dient zich wel te realiseren wat de onbedoelde gevolgen van een dergelijke mededeling kunnen zijn. Zeker ook als er een geluidsopname van de dienst op internet wordt geplaatst.”
Er vallen naast juridische vragen ook, „vanuit mijn christelijke achtergrond”, principiële vragen te stellen bij het doen van voorbede en het noemen van persoonlijke informatie, vindt de hoogleraar. „Voor mijn gevoel wordt de kerkdienst soms te veel een uitwisseling van sociale feiten. Ook het gebed. Willen we dat?”
Verder valt het hem op dat door de voorbede het wel en wee van de kerkleden zelf een te prominente plaats krijgt in het gebed. Oldenhuis: „Is het niet goed om oog te blijven hebben voor een bepaalde rangorde? We beginnen vaak aan de verkeerde kant. Laten we het eerst hebben over God, Zijn verlossingswerk en onze afhankelijkheid van Hem, dan de nood van de samenleving, vóórdat we het gaan hebben over onszelf. Dan geven we God, ook in het gebed, de plaats die Hem toekomt.”
Ir. B. J. van der Vlies, Kamerlid
„Ik waardeer het bijzonder dat er in veel kerken regelmatig voor mij gebeden wordt. Laten we duidelijk zijn, het gaat niet om mij persoonlijk, maar om al de mensen die pleiten voor een leven naar Gods geboden en handhaving van Zijn inzettingen in het publieke domein. Meebiddende kerkelijke gemeenten etaleren meeleven en een meedragen van de last. Bovenal is het een erkenning dat we voor al deze dingen de zegen van de Heere nodig hebben. Of de gebeden verhoord worden? Dat is natuurlijk geen rekensom. Maar we zijn wel eens verwonderd over zaken, waarvan het niet verkeerd is om daarin de hand van de Heere te zien. Hij is immers de Hoorder en Verhoorder van het gebed.”
Annerieke van der Spek, scholier
„Ik heb er een dubbel gevoel over als er op zondag in de kerk, de gereformeerde gemeente in Groningen, voorbede voor mij gedaan wordt. Soms zou ik willen dat mensen wel bidden, maar dat het niet in de kerk gezegd wordt. Ik vind het namelijk altijd weer een beetje spannend: je zit in de kerk en je naam wordt voorgelezen. Ik ben er wel van overtuigd dat de Heere helpt. Toen ik jong was, zijn er bij mij een nier en een lever getransplanteerd. Daarom moet ik nog steeds af en toe naar het ziekenhuis. Laatst moest ik naar de operatiekamer. Toen vond ik het fijn om te weten dat er een leger bidders achter me stond. En gelukkig wilde de Heere het gebed ook verhoren. Dat heb ik gemerkt.”
Joey Kamphorst, militair
„Ik vond het goed om te weten dat er in mijn kerk, de hervormde gemeente van Nijkerk, voor me gebeden werd toen ik vorig jaar als militair in Uruzgan diende. Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik me er niet zo bewust van was. Het ritme is daar heel anders. Je doet je werk zeven dagen per week. Het was dus niet zo dat ik me op zondag realiseerde dat er op dat moment in Nijkerk voor me gebeden werd. Ik vind het moeilijk om te zeggen of de gebeden me daadwerkelijk gedragen hebben. Je gaat ervan uit dat bidden helpt, maar dat heb ik niet heel bewust ervaren. Ik was gewoon bezig met m’n werk. Doordat ik veel op de basis was, ben ik ook niet vaak met echte gevaren en moeilijkheden geconfronteerd.”