Als eerste door het gat bij Ouwerkerk
Het zit de vissers toch wel een beetje dwars. Het beeld bestaat dat militairen en helikopterpiloten een belangrijke rol speelden bij het reddingswerk, maar het waren met name de vissers die veel mensen hebben gered. Hubrecht Koster uit Yerseke zorgde met zijn mosselschip zelfs voor een huzarenstukje.
Traag rollen de golven tegen de Oosterscheldedijk bij Yerseke. In de verte is het eiland Tholen vaag te zien. De dijk vormt bij dit sombere weer slechts een grijze streep. Het waait stevig, maar niemand maakt zich nu zorgen over het water. Dat was vijftig jaar geleden wel anders.
Op zaterdagavond 31 januari 1953 ging Jacob Visser tegen elven even kijken bij het haventje van Yerseke. „Er liepen meer mensen. Het water stond erg hoog. Ik schrok. Het moest eb zijn, maar het leek wel vloed. We maakten ons grote zorgen. Snel hebben we heel Yerseke gealarmeerd dat er gevaar dreigde.”
Opgedreven door de noordwesterstorm beukten de golven onophoudelijk tegen de dijk. Uit voorzorg werden in de dijkopening richting de haven vloedbalken geplaatst en met zandzakken verstevigd. Maar het water bleef komen. „We dachten dat het mis zou gaan, want om half zes zou het pas vloed zijn. Maar omstreeks half vijf zagen we het water ineens zo’n dertig centimeter zakken. We waren ontzettend opgelucht. Op het nippertje was een ramp voorkomen. Achteraf bleek dat de daling was veroorzaakt door dijkdoorbraken op Schouwen-Duiveland, Tholen en in West-Brabant.”
Ineens deed het gerucht de ronde dat de polder bij het nabijgelegen Kruiningen volliep. Met man en macht sleepten de vissers roeibootjes, motorvletten en alles wat varen kon die kant op. Nog voor zes uur zondagmorgen gingen de eerste vissers de polder in. De hele zondag zijn ze druk bezig geweest met het redden van mensen die op de daken van huizen en boerderijen zaten.
Voor velen kwam de hulp te laat. Een vrouw die onmiddellijk na de ramp haar vader belde om te vragen hoe het ging, kreeg hem inderdaad aan de lijn. Maar opeens hoorde ze een geweldig gekraak, gevolgd door een vreselijke gil. En ze begreep dat het huisje van haar ouders was ingestort.
Mosselschip
Wat er elders in het Zuidwesten aan de hand was, wist op Yerseke niemand. Dat veranderde toen in de nacht van zondag op maandag vlak bij het dorp een dak met daarop een vader met twee zoons, van wie er één onderweg was gestorven, aanspoelde. Zij bleken van Schouwen-Duiveland te komen en waren door een gat in de dijk bij Ouwerkerk de Oosterschelde opgezogen. Bijna 24 uur hadden ze rondgedobberd voordat ze bij Yerseke aan land kwamen.
De vissers besloten maandagmorgen vroeg met hun schepen in de Oosterschelde naar drenkelingen te gaan zoeken. Ook zouden ze proberen Schouwen-Duiveland te bereiken. Een van de eersten die vertrok was Hubrecht Koster (47) met zijn mosselschip, de YE 4 ”Beatrix”. Aan boord was ook de jonge Jacob Visser. „Er stond behoorlijk wat wind. Onderweg kwamen we van alles tegen. Kadavers, stukken van woningen en boerderijen, het was echt onvoorstelbaar.”
Halverwege de Oosterschelde kwam Hubrecht Koster de ZZ 8 van mosselschipper Ben Schot uit Zierikzee tegen. Deze was op verzoek van zijn burgemeester onderweg naar Zuid-Beveland om daar om hulp te vragen, want over de ramp op Schouwen-Duiveland was toen nog steeds niets bekend. „Ben Schot vroeg of er nog bootjes op Yerseke waren. Koster vroeg de reden. En toen hoorden we dat heel Schouwen-Duiveland onder water stond.”
Vreselijke puinhoop
De YE 4 voer gelijk naar Ouwerkerk. „Daar zagen we het gat in de dijk. Koster heeft een paar keer geprobeerd naar binnen te varen, maar dat lukte niet omdat het laag water was.” Het schip koerste daarna richting Stavenisse, want daar scheen het ook erg te zijn. Toen ze er aankwamen, zagen ze een vreselijke puinhoop. Samen met verschillende Thoolse vissers ging Koster naar het dorp. Sommige overlevenden dachten dat ze kwamen stelen, maar snel werd de mensen duidelijk gemaakt dat de vissers hen juist kwamen redden. Met een boot vol vluchtelingen keerde de YE 4 naar Yerseke terug.
Na de mensen te hebben afgezet, ging Koster gelijk weer richting Ouwerkerk. Het was inmiddels hoog water. Met een verrekijker zagen ze dat er mensen vanaf dijken, huizen en boerderijen stonden te zwaaien met witte vlaggen. Voor het gat in de dijk voer de YE 4 een paar keer op en neer. Toen besloot de schipper te proberen naar binnen te gaan. Verschillende opvarenden vonden het te gevaarlijk, maar Koster wilde de mensen die in nood zaten helpen. Hij riep: „Hou je vast, we gaan.”
In het dijkgat dook de boot voorover. „We voelden een behoorlijke klap en toen richtte het schip zich weer op. We gingen als eerste door het gat van Ouwerkerk. In de polder zagen we mensen op daken en zelfs in bomen zitten. Het was gevaarlijk om daar te varen, want we wisten niet waar er onder water obstakels waren. Het was een grote chaos. We zijn gelijk naar Ouwerkerk gegaan, waar een kantonnier aan boord kwam om de weg te wijzen. Overal pikten we mensen op.”
Alarmsignaal
Met 110 overlevenden op zijn schip voer Koster tegen de avond terug door het gat naar Yerseke. De volgende dagen ging de YE 4 steeds naar Ouwerkerk om mensen op te halen. Ook andere boten volgden hem.
In totaal heeft Koster 360 mensen naar Yerseke gebracht. „Zij hadden nauwelijks spullen bij zich”, vertelt Jacob Visser. „Er zat een mannetje op de boot met een tas tegen zijn borst geklemd. Deze had hij overhaast van de kapstok gegrist in de verwachting dat er iets waardevols in zat. Ik vroeg hem wat hij bij zich had. Toen de man zijn tas opendeed bleken er echter alleen klerenhangertjes in te zitten…”
Toen alle mensen in veiligheid waren gebracht, begonnen de vissers met het evacueren van vee dat de ramp had overleefd. Tot hun ergernis zagen ze dat militairen de dieren in het rampgebied doodschoten. Een alarmsignaal richting de overheid maakte hieraan een einde.
Na de ramp werd er door de vissers weinig meer over hun reddingswerk gesproken. „Ze zagen het als hun plicht en daarom hebben ze er weinig bekendheid aan gegeven. Ze wilden zich niet op de borst kloppen”, aldus Jacob Visser.
In Ouwerkerk is als dank voor de hulp een straat vernoemd naar Hubrecht Koster. Ondanks zijn grote inzet vertelde de visser thuis weinig over de ramp, zegt mevrouw M. C. Verwijs-Koster, de dochter van de inmiddels overleden schipper van de YE 4. „De hulp was gewoon nodig en daarom deden de vissers het.”
Wat de vissers wel dwarszit, is dat het beeld bestaat dat vooral militairen en helikopterpiloten een centrale rol speelden in het reddingswerk. Marineboten en buitenlandse helikopters zouden vele mensen hebben gered, terwijl zij in de eerste dagen na de ramp nog niet eens in het gebied waren.
Beeldvorming
In het standaardwerk ”De ramp” van de journalist Kees Slager stelt deze dat de mededeling van de Nederlandse Territoriaal Bevelhebber dat er 2200 mensen door buitenlandse helikopters zouden zijn gered, onmogelijk kan kloppen. Die honderden mensen zijn vanaf dinsdag niet gered maar geëvacueerd. Dat wil zeggen dat ze vanaf een geïsoleerde, maar niet levensgevaarlijke plaats naar een nog veiliger en vooral aangenamer plaats zijn gevlogen.
Uit een enquête die kort na de ramp onder evacués is gehouden, blijkt dat 50 procent met een boot, 30 procent zonder transportmiddel en 7 procent met een motorvoertuig is gered. Helikopters en amfibievoertuigen worden bijna niet genoemd.
De onjuiste beeldvorming wordt nog versterkt door de media. Pas vanaf dinsdag komen zij in het rampgebied, met als gevolg dat de dan gearriveerde helikopters en marineboten veel aandacht krijgen. Jacob Visser vindt het jammer. „Zelf heb ik tijdens de eerste dagen in Ouwerkerk geen militair gezien. Het stoort mij dat de vissers als de helden van het eerste uur min of meer in de vergetelheid zijn geraakt, terwijl zij met risico van eigen leven en materiaal op pad zijn gegaan. Het gaat mij er niet om dat ze een onderscheiding moeten krijgen, maar het is wel belangrijk dat hun optreden wordt genoemd.”
Jacob Visser heet in werkelijk anders. Hij wil niet met zijn echte naam in de krant, omdat hij liever op de achtergrond wil blijven.