Trekvogels blijven dichter bij huis
HETEREN (ANP) – Nederlandse trekvogels overwinteren steeds dichter in de buurt van hun broedgebied. Ze blijven met andere woorden dichter bij huis tijdens hun wintertrek. Vooral de merel, de kerkuil, de stormmeeuw en de blauwe kiekendief vliegen aanzienlijk minder ver weg in de winter.
Dat zei woensdag Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO–KNAW). Visser heeft met zijn team de gegevens van ruim 15.000 trekvogels tussen 1932 en 2004 bestudeerd. Zij kwamen aan die gegevens dankzij pootringen, die particulieren teruggestuurd hebben. In bijna een eeuw tijd zijn in Nederland meer dan tien miljoen vogels geringd, aldus het instituut.Visser denkt dat de klimaatverandering ervoor heeft gezorgd dat de vogels minder ver weg gaan. „Onze winters zijn niet meer zo koud als zeventig jaar geleden", zegt hij. Soorten die in open, droge gebieden voorkomen, blijven het dichtst bij Nederland, gevolgd door vogels uit de bossen. Vogels uit natte gebieden zoeken hun overwinteringsplek het verste weg.
Het instituut heeft 24 vogelsoorten bestudeerd. Daarvan bleven 21 soorten dichterbij. Gemiddeld gaan de dieren 500 kilometer op pad. De echte langeafstandsvliegers zijn niet geteld, omdat hun ringen niet vaak genoeg worden teruggestuurd.