„Religie hoort in Indonesië bij cultuur”
„Het feit dat je in de Indonesische cultuur bijna niet ongodsdienstig kunt zijn, schept mogelijkheden om mensen de weg naar God te wijzen.” Dat zei Kees Janse, MAF-piloot op het Indonesische eiland Papoea, zaterdagavond in Hoevelaken.
Janse vertelde op een jongerenbijeenkomst van Kom Ook in Hoevelaken over zijn ervaringen in het Verre Oosten.Met behulp van een powerpointpresentatie brengt hij zijn verhaal –met als titel ”Van Papua naar Patmos”– tot leven. Op een kaart van Google Earth kunnen de bezoekers zien waar het echtpaar Janse woont en werkt. Toch wil Janse meer laten zien dan zijn huidige woonplaats. „Wanneer ik kijk op Google Earth, of wanneer ik hoog in de lucht zit, denk ik: Zo moet God de wereld ook zien. We zijn zo vaak druk met onze eigen kleine dingetjes dat we het grote geheel vergeten.”
De MAF-piloot roept ook de jongeren in de zaal ertoe op om het dagelijks leven van een gezonde afstand te bekijken en zich te richten op de grote kaders van Gods plan met deze wereld. „Johannes moest op Patmos ineens gedwongen afstand doen van zijn gewone leven en kreeg toen juist de openbaringen.”
Een andere dia toont het gezin van de zendingswerker in het Indonesische berglandschap. Sinds 2005 is de familie Janse gevestigd in Manokwari, een grote plaats aan de kust van Papoea.
Vier uur
Dat het echtpaar deze weg moest gaan, werd voor Janse in de laatste jaren van zijn middelbareschooltijd steeds duidelijker. „Ik kreeg een verlangen om dit werk te doen, niet alleen omdat ik vliegtuigen mooi vind, maar ook en juist omdat ik de Heere kan dienen door dit werk.”
Voordat de tijd om te gaan aanbrak, deed Janse een jaar Bijbelschool, volgde hij een tweejarige vliegcursus en ging het echtpaar een jaar naar Bandung, een stad op Java, om de taal te leren.
De MAF-piloot geeft aan dat onderwijs vanuit de Bijbel nodig blijft. „Ik ga er vaak om vier uur uit, zodat ik om halfzes, bij het opkomen van de zon, kan gaan vliegen. Het is verleidelijk om, wanneer ik iets later ben, de Bijbelstudie te laten zitten. Maar dat beïnvloedt de hele dag op een negatieve manier.”
Een dia van bruine en blanke, vrolijke en minder vrolijke gezichten laat zien welke contacten de vliegenier erop nahoudt. „Deze mensen heb ik zelf niet gekozen. Het waren mijn vrienden niet en met sommigen van hen heb ik zelfs problemen. God heeft me tussen hen geplaatst.”
Een foto van de teamleden van Janse onder de vleugel van zijn Cessna brengt hem ertoe om een aantal vergelijkingen te trekken die in de Nederlandse situatie passen. „Deze Papoeavrouw is ook een teamlid. Ze komt me ontzettend goed van pas omdat zij na de landing het toestel weer vliegklaar maakt. In Nederland zou het een Urker vissersvrouw zijn die van aanpakken weet.”
Vrijwilligers
Soms krijgt Janses team met pogingen tot omkoping te maken. „Onze boekhouder, die tot twee jaar geleden nog nooit een computer had aangeraakt, heeft dat dankzij mijn vrouw snel aangeleerd. Gelukkig kan ik hem vertrouwen, maar we moeten ook voor hem bidden dat hij in deze corrupte omgeving niet in de verleiding komt.”
Het aantal westerse zendelingen in Indonesië neemt af. Janse komt echter veel vrijwilligers uit Nederland tegen. Ook voor deze groep mensen ervaart het uit Moerkapelle afkomstige echtpaar een roeping. „Vrijwilligers merken vaak dat je het in de Indonesische cultuur niet kunt maken om niet godsdienstig te zijn. Dat roept vragen bij hen op waarin wij hen soms de weg naar God kunnen wijzen.”
De MAF-piloot toont de laatste dia van zijn presentatie. „Het is belangrijk de juiste kaders vast te houden. Mijn werk staat in het kader van de toekomst die God met ons heeft.”