„Kerk en school vullen elkaar aan”
„Bekering en verkering. Dat zijn de twee onderwerpen waarbij jongeren luisteren als vinken. Maar ook op andere momenten nemen ze, soms ondanks een negatieve houding en een masker van onverschilligheid, nog heel wat mee van wat gezagsdragers uitdragen en voorleven.”
Kerk en school moeten elkaar daarbij aanvullen, zei ds. P. Mulder woensdag op het Van Lodensteincollege in Amersfoort tijdens een studiedag over de taak van kerk en school ten opzichte van de jongeren. De scheidslijn tussen die verantwoordelijkheden is niet altijd duidelijk aan te geven, zei de Dordtse predikant. Ds. C. Hogchem uit Barneveld noemde het gevaar dat onderwerpen tussen wal en schip vallen. „Beter dubbel dan dat dingen helemaal niet gezegd worden.”
Tijdens een workshop over de leefwereld van de hedendaagse jongeren wees ds. Hogchem erop hoe moeilijk het voor jongeren kan zijn grenzen te trekken en keuzes te bepalen. „De jeugd is best aanspreekbaar, maar wel: uitleggen, concreet zijn en vanuit de Schrift beargumenteren.”
Docenten wezen op de „enorme onkunde”, ook wat betreft principes rond de seksualiteit. „Uit een enquête is gebleken dat een groot deel van de reformatorische jongeren rond hun zeventiende jaar al geslachtsgemeenschap heeft gehad. Het is hard nodig dat er meer aan voorlichting wordt gedaan over wat er vóór het huwelijk wel en niet kan. Maar wél positief benaderen. Hier ligt ook voor ambtsdragers en scholen een taak, omdat het voor ouders soms lastig is om over intieme zaken te spreken”, aldus enkele docenten.
Scholen hebben een belangrijke taak bij de ethische vorming, ook door de kennis die ze in huis hebben, zei ds. Mulder. Als een docent bewogenheid heeft, zal hij onderwerpen die onder de jongeren leven ook aan de orde wíllen stellen, vulde ds. J. H. van Daalen uit Nijkerk aan.
„Als een jongere niet weet wat er achter trends en tendensen zit, zal hij niet gauw aannemen dat die verkeerd zijn”, stelde een docent. „Neem het werk van de schilder Mondriaan. Dat lijkt onschuldig, maar het is volstrekt godloos. Dat moet je wel duidelijk maken.” Aanbevelingen tijdens de workshops: Bundel deskundigheid. Wees open en uitnodigend. Laat leerlingen oefenen met moeilijke situaties die ze kunnen tegenkomen. En laat jongeren voelen dat je weet waar je over praat en dat je het met bewogenheid doet.
Ds. Mulder pleitte voor samenwerking tussen kerk en school. „Het is goed dat een predikant het psalmenrooster van de basisschool heeft en dat de catecheet weet welke godsdienstmethode de scholen gebruiken. Laten kerk en school van elkaar leren als het gaat om wat jongeren weten, beluisteren, bekijken, denken. Docenten weten daar soms veel van. Ze kunnen daarover een bijeenkomst voor ambtsdragers beleggen, maar dan wel met tweerichtingsverkeer.”
Overigens wordt niet door de jongere bepaald wat er besproken wordt, maar door het Woord, benadrukte ds. Mulder. „In de catechese moet het gesproken woord het doen en niet de beeldcultuur. Daar is ook het verkondigende element belangrijk, en dat is wezenlijk iets anders dan discussiëren.”
Docenten moeten voorzichtig zijn met het geven van meningen die mogelijk indruisen tegen wat de ouders en de kerk de jongeren voorhouden, al moet het kwaad wel als kwaad benoemd worden, stelde ds. Mulder. „En het is ronduit verkeerd als een docent zijn kritische vragen over de eigen kring uitdraagt of zelfs opdringt bij de leerlingen. Dat is onvolwassen en gefrustreerd. De voorbeeldfunctie van gezagsdragers is heel belangrijk, zeker ook nu nogal wat gezinnen meer een opengebroken stad dan een veilig thuisfront zijn. Laat merken dat Gods Woord en Zijn dienst voor u van wezenlijk belang zijn. Docenten zijn identificatiefiguren, ten goede of ten kwade, dus uw verantwoordelijkheid is groot. Een docent die altijd te laat komt of een ambtsdrager die door het rode licht rijdt, breekt het gezag af.”
Spreek jongeren in hedendaagse taal aan, maar gebruik wel de bijbelse termen, zei ds. Mulder. „Spreek niet algemeen over plaatsen der ijdelheid, maar noem bioscoop, kroeg, stadion en de verleidingen van internet. Doe niet populair, want daar prikken jongeren doorheen.”
Ds. L. W. van der Meij uit Driebergen wees erop dat jongeren behoefte hebben aan authentieke mensen, die in eenvoud met hen spreken, ook over het geestelijk leven. „Al is het in onze kille tijd niet zo eenvoudig om voorbeelden te vinden, toch is het goed als ambtsdragers soms iets uit het leven van Gods kinderen, ook uit hun eigen leven, aanhalen”, stelde ook ds. Mulder. „Dat is belangrijk, opdat jongeren voor geestelijke ervaringen niet aangewezen zijn op ’lichtere’ kringen. Jongeren moeten horen wat Gods Woord in het leven uitwerkt.”
Kritiek van jongeren valt niet altijd mee, „maar als we zien dat het kinderen naar onze gelijkenis zijn, dan zullen we niet al te verontwaardigd reageren”, zei de Veenendaalse ouderling dr. ir. J. A. Don. „Ga het gesprek aan, maar wel in onderworpenheid aan het gezag van Gods Woord.” Ambtsdragers en docenten zijn zelf vaak zulke onwillige leerlingen geweest, zei ouderling W. A. de Jong uit Utrecht. „Als je dat beseft, ga je anders met de leerlingen om.”