De Evangelist / De Waarheidsvriend / Vriend van Oud en Jong
De Evangelist
„Eén heilige, algemene christelijke kerk”, luidt het in het apostolicum. Maar waar is die kerk dan? vroeg een gevangene aan evangelist H. Bor, werkzaam in België. Hij schrijft erover in De Evangelist.„Het volgende gebeurde op een zekere dag tijdens een eredienst waarin ik de eeuwenoude belijdenis voorlas voor gevangenen in een gevangenis. Ik was juist gekomen bij het werk van de Heilige Geest en wel bij deze woorden: „Ik geloof één heilige, algemene christelijke kerk.” Plotseling stak een man uit de groep zijn vinger omhoog en ik keek hem aan. Hij zei: „Henk, waar is die kerk dan? Want er zijn zo veel kerken en jullie belijden hier dat er maar één is.” Ik zag opeens de vertwijfeling in zijn ogen. Ik voelde het, dit is geen strikvraag.
Ik keek hem aan en antwoordde: „Beste vriend, dat die ene Kerk niet zichtbaar is, is mijn schuld.”
Hij werd nieuwsgierig. „Henk, jij alleen schuldig? Nee, dat geloof ik niet.”
„Toch is het zo beste vriend, want ik heb God verlaten en God de rug toegekeerd en ging God dienen op mijn manier. Toen was er een andere kerk, buiten Gods Kerk. Nu, je weet dat dit voortkomt uit de hoogmoed van de mens. Hij wilde als God zijn. Daaruit komen ook al die twist en tweedracht. Kerkscheuringen zijn gekomen door de zonde.”
Toen ging ik verder: „Mannen, let eens op het woordje „heilige”. Is er van de mensen iets heilig?” Nee, schudden ze. „Juist”, zei ik, „niets is heilig, alles is met zonde bevlekt. Alleen God is heilig en Hij heiligt zondaren. Dat betekent dat als je door de Heilige Geest wordt aangeraakt in je hart, Gods liefde dan wordt uitgestort. Dan ga je verlangen naar God. Je krijgt verdriet over de zonden, een droefheid naar God die een bekering werkt. Je gaat verlangen om met Hem verzoend te worden. Je wilt voortaan behoren bij God en Hem dienen zoals Hij dat in de Bijbel ons Zelf leert. Dan word je geestelijk lid van de ene Kerk, waarvoor Jezus Zijn bloed gestort heeft. Dan krijg je iedereen lief die de Heere ook liefheeft. Dan voel je de eenheid in Hem.”
De preek moest die avond nog beginnen, maar de mannen hadden al een preek gehad.”
De Waarheidsvriend
Ds. P. L. de Jong, predikant te Rotterdam-Delfshaven, maakte recent de sluiting mee van de christelijke gereformeerde kerk aan de Coloniastraat in Rotterdam-West. In De Waarheidsvriend (orgaan van de Gereformeerde Bond) zijn enkele fragmenten opgenomen van de impressie die hij erover schreef op zijn website.
„Na de dienst heb ik nog even rond gekeken. In de consistoriekamer stonden de stoelen nog steeds uitnodigend rond de tafel. Vanaf de kansel keek ik even bewust de kerkruimte in. Richting de vele banken, boven en beneden. In de tijd van ds. Henk van der Ent (1958-1961) zaten er zondags ruim 900 mensen te luisteren.
Ik gaf iedereen een hand en stapte op de fiets vol gedachten. Eerst door de Schoonderloosstraat, rondkijkend of er nog iets herinnerde aan het eerste kerkgebouw van deze gemeente. Maar van haar standplaats daar was niets meer te vinden. Toen door de Havenstraat langs de Oude Kerk. Gelukkig, die stond er nog in het grote geduld van God! (…)
Maar het Woord blijft in eeuwigheid, zo werd ons gisteravond gezegd. Waarom niet in de stad? Tim Keller zou zeggen: Juist in de stad. En daar houd ik het ook op!”
Vriend van Oud en Jong
In christelijk weekblad De Vriend van Oud en Jong beantwoordt ”Jan de Timmerman” een brief van een vroegere oppasser in een dierentuin. Vooral de wilde dieren hadden zijn interesse. Hij leerde veel van ze.
„Onze vriend in K. zag ze het liefst altijd achter stevige tralies. Dan konden zij niets uitrichten, omdat zij de tralies niet konden verbreken. Toen wij dit lazen, dachten wij gelijk aan het kwaad in het leven van een mens. Wij hebben ons hart wel eens horen vergelijken met een kooi waarin wilde dieren zitten. Zolang er stevige tralies voor de kooi zitten, komen zij er niet uit. Men kan zeggen: het kwaad komt er niet uit. Daarom is het leven over het algemeen gesproken nog houdbaar. Dat wil zeggen: er valt nog te leven! Wij doden elkaar nog niet. Wij bestelen elkaar nog niet. Wij gaan er allen nog niet met een andere man of vrouw vandoor. Alle boze lusten, al het kwaad zit achter de tralies en zolang de Heere de tralies dicht laat zitten (weerhoudende genade), gebeurt er niet eens zo veel.
Toch moet niet vergeten worden: ook al zit het kwaad achter de tralies, het is er wel. En hoeveel kwaad het in de kooi (dat is: in ons hart) kan aanrichten, zal hopelijk bij een ieder bekend zijn. Hoe verdwijnt ooit dat kwaad? Anders gezegd: hoe gaan wij in beginsel leven tot eer van de Heere? Alleen als het kwaad in ons hart beteugeld wordt. Wat hebben wij daarom allen nodig? Niets meer, maar ook niets minder dan dat wij bekeerd worden. Wij kunnen het eenvoudiger schrijven, namelijk dat onze zonden ons vergeven worden. Dat wil niet zeggen dat dan plotseling het kwaad verdwenen is. Neen, dan zal men nog zeer waakzaam moeten zijn dat de wilde dieren (dat is: het kwaad) niet ontsnappen. Daarvoor hebben wij de Heilige Geest nodig, Die er zorg voor draagt dat zelfs in het leven van Gods volk de tralies van de kooi dicht blijven, zodat er geen onheil geschiedt.
Op bovenstaande gedachten kwamen wij, toen onze vriend in K. iets schreef van het beroep dat hij had uitgeoefend, maar ook toen wij bij hem deze zin lazen: „Wat is toch een mens?” Inderdaad, wat is toch een mens? Een onbekeerd mens is een vat hoogmoed, maar een bekeerd mens bestaat uit twee vaten hoogmoed.”