Cultuur & boeken

Pastor van een zwaarbeproefde eenheid

Titel:

Ben Tramper
29 January 2003 09:24Gewijzigd op 14 November 2020 00:05

”Terugkeer”
Auteur: Max Wedemeyer
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2003
ISBN 90 331 1699 5
Pagina’s: 140
Prijs: 17,50. Worstelend tegen vrieskoude stormwinden en vechtend tegen de verzoeking om de strijd maar op te geven en neer te vallen in een graf van ijs, baant een Duitse eenheid zich januari 1943 een weg door de Russische sneeuwvlakte. De manschappen, op de vlucht voor het oprukkende Rode Leger, zijn de uitputting nabij. Te midden van alle ontberingen ontvangt legerpredikant ds. Max Wedemeyer een hemels troostwoord: „Vrees niet, Ik ben met u.”

Ds. Wedemeyer was nog jong toen hij aan een Duitse eenheid aan het Oostfront werd toegevoegd. Als 30-jarige predikant, lid van de Evangelische Kirche, was hij voor de Duitse troepen een steun en toeverlaat. Vooral op kritieke momenten, toen de manschappen op de vlucht sloegen voor de Russische strijdkrachten en zij vreesden voor hun leven, verleende hij met raad en daad bijstand. Het Woord was voor hem daarbij leidraad.

Over de verschrikkingen en de vertroostingen die hij tijdens de aftocht ondervond, schreef ds. Wedemeyer een aangrijpend relaas. Het kwam voor het eerst in boekvorm uit in 1992, twee jaar voor zijn overlijden. Uitgeverij Den Hertog heeft nu, precies zestig jaar na de gebeurtenissen, een Nederlandstalige versie op de markt gebracht onder de sobere titel ”Terugkeer”.

Al aan het begin van het boekje maakt ds. Wedemeyer zijn weerzin tegen de strijd van het Duitse leger aan het Oostfront duidelijk. „Waarom lagen hier, als dieren begraven in de grond, de mannen van twee volkeren tegenover elkaar om elkaar dood te maken? Wie had hun gevraagd of ze dit bloedige handwerk wilden uitoefenen? Wie had in hun hart het verheven besef weten uit te blussen dat de mens naar Gods beeld is geschapen?”

Slag om Stalingrad
Terwijl elders in Rusland de strijd om Stalingrad nog volop woedde, rukte het Rode Leger op naar de rivier de Don. Het Duitse front bezweek. Een kleine eenheid waaraan ds. Wedemeyer als sergeant-predikant was toegevoegd, wist echter door de Russische omsingeling heen te breken en zich na enkele dagen van strijd en zware verliezen in veiligheid te stellen.

De troepen moesten uren achtereen door de koude sneeuwvlaktes heen marcheren. Onderweg werden ze geregeld door Russische tanks en infanteristen onder vuur genomen. Velen vonden de dood. „Elke meter betekende een zware inspanning”, schrijft ds. Wedemeyer, die onder zijn kameraden bekendstond als sergeant Farnholt. „We waren volkomen buiten adem. Ons hart bonsde. Onbarmhartig strekte de in het sneeuwlicht vervagende vlakte zich om ons uit. De storm overviel ons met het geweld van een dier. Als met messen sneed hij ons in het gezicht.”

De troepen deden angstaanjagende, maar ook bemoedigende ervaringen op. Angstaanjagend was de nachtelijke oversteek van een spoorwegemplacement waarop wagons vol oorlogsslachtoffers waren achtergelaten. De eenheid van ds. Wedemeyer kon niets voor de kreunende en lijdende gewonden doen en zag zich gedwongen om hen in de duisternis van de nacht achter te laten. Zij waren gedoemd om in de koude te sterven.

Bemoedigend was de opvang van de opgejaagde manschappen in een klein, Russisch dorpje. De vrouwen ontfermden zich met grote bewogenheid over de voor hen vijandige eenheid. „Wat is die stille, ongeorganiseerde solidariteit van moeders overal ter wereld een wonder van Gods barmhartigheid”, schrijft ds. Wedemeyer. „De mannen maken geschiedenis, maar die is met bloed geschreven: oorlogen, slavernij, deportaties, menigten verminkten en doden - dat zijn hun daden. Ook het boek van de moeders is met bloed geschreven, maar met het bloed van hun eigen hart.”

Beproevingen
Ds. Wedemeyer doorstond grote beproevingen. „O, al die uren van aanvechting! Nooit zal ik ze kunnen vergeten”, schrijft hij. Hij werd er soms op wonderlijke wijze bovenuit getild. „Nooit zal ik de verfoeilijke zekerheid bezitten die het geloof als verdienste beschouwt. Altijd zal ik behoren tot degenen die in de afbraak van het eigen armzalige bestaan de bemoediging van de „andere Trooster” nodig hebben, van de Heilige Geest, Die de Heere ons als Metgezel in onze geestelijke nood heeft beloofd en Die ons Zijn Woord brengt. Hij liet me ook nu niet alleen, en vervulde mijn bevende lichaam en mijn bevende hart met het Woord waarop ik anderen zo vaak had gewezen: In de wereld zult gij angst hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.”

Onderweg raakte Wedemeyer geregeld met zijn kameraden in gesprek over het geloof. Die gesprekken zijn op een knappe manier door het relaas heen verweven. De predikant schrijft dat hij er zelf verbaasd over stond dat dat juist in zulke adembenemende omstandigheden mogelijk was. Vooral de luitenanten Gernoth en Scholz en de korporaals Lüpke en Ede stelden hem indringende vragen. „Plotseling vroeg Scholz heftig: Als het nu echt zo is als u gelooft en zoals u me dat hebt gezegd, waarom laat God dan deze ellende toe? Waarom is Hij dan zo onzegbaar wreed? De vraag verraste me niet. Het was de oeroude, eeuwige vraag van de mensheid. Het is een klacht en tegelijk een aanklacht.”

Trefzeker geeft Wedemeyer die gesprekken weer. Even trefzeker beschrijft hij hoe hij soms moest zoeken naar antwoord. „Ach, als het me toch gegeven was om hen vanuit mijn ambt te helpen in de bediening van de genade!” verzuchtte de legerpredikant bij het zien van de sjokkende manschappen. „Ik werd me, zoals reeds zo vaak, pijnlijk bewust van de armzaligheid van mijn woord. Wat hebben we in onze tijd onze woorden gauw klaar! Komt dat misschien doordat aan ons spreken geen zwijgen meer vooraf gaat? Ik bad of God me wilde helpen. Maar ik kreeg mijn mond niet open om door te geven wat ik had ervaren. Was ik te laf? Voelde ik me er niet toe in staat? Ik zweeg. Alleen de huilende, gierende storm had het woord - maar dat was het woord van de dood. Terwijl ik nog aan het zoeken was naar een brug om mijn kameraden te bereiken, liet God Zelf me de weg zien om van Zijn troost te getuigen.”

Avondmaal
Even opmerkelijk als aangrijpend is de passage in het relaas van ds. Wedemeyer over de bediening van het heilig avondmaal. Op het alleronverwachts vond de viering van het sacrament plaats, kort nadat twee mannen, Läusel en Männe Schwarz, in elkaar waren gezakt en roerloos in de sneeuw waren blijven liggen. Niemand wist raad. Voor de legerpredikant werd op dat ogenblik duidelijk dat hij het sacrament moest bedienen.

Uiteindelijk kwam de eenheid aan bij een Duitse verdedigingslinie. De verliezen waren groot. Na de oorlog kreeg ds. Wedemeyer een brief van Scholz. De luitenant schreef aan de legerpredikant dat de gesprekken tijdens de barre expeditie door de sneeuwvlakte van Rusland tot eeuwige zegen waren geweest. „Mijn been ben ik wel kwijt. Dat is inderdaad iets heel smartelijks. Maar ik heb daarvoor een geloof ontvangen dat voor mijn leven belangrijker is dan al mijn ledematen bij elkaar. Ik behoor nu een Heere toe Die me telkens redt uit de angst. En dat betekent de redding van het leven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer