Met moed en overtuiging Indisch eten
Titel:
”Ajoh dan, neem… néém…”
Auteur: Joop van den Berg
Uitgeverij: Bzztôh, Den Haag, 2002
ISBN 90 453 0121 0
Pagina’s: 160
Prijs: € 13,50. Weinig Nederlanders zullen hoofdschuddend hun schouders ophalen bij het woord rijsttafel. Het woord alleen al roept bij velen een smaaksensatie op die het water in de mond doet lopen. Over de bereiding van de rijsttafel zijn stapels boeken geschreven. Maar in het boek ”Ajoh dan, neem… néém…” komt de geschiedenis van de rijsttafel aan bod. Joop van den Berg heeft de cultureel-historische achtergrond van de alom gewaardeerde rijsttafel willen beschrijven.
Geen recepten dus, op één voorbeeld na, maar een uitgebreide zoektocht naar de oorsprong van de Indische rijsttafel. Moeten we herkomst zoeken bij de culinaire gewoonten binnen de Gordel van Smaragd zelf of heeft die toch te maken met het rijke koloniale leven?
In het oude Indië van rond 1850 waren het vooral de ”kokki’s bitja”, de lievelingskoks, die voor hun blanke toean op hoogtijdagen een maaltijd moesten bereiden die klonk als een klok. In het hoofd van de kokki bitja speelde dan vaak de herinnering aan de ”selamatans”, de feestelijke maaltijden die ze in haar jeugd had zien bereiden in de Javaanse vorstenhuizen. Maar ook naar het stalletje met kant-en-klaar eten langs de weg in haar geboortedorp gingen haar gedachten uit. Daarbij maakte het verschil of de toean van Hollandse, Portugese of Chinese origine was. Elke landstreek heeft haar eigen kruidencombinatie en favoriete smaken. „Vrouwen die de traditie kennen en de kookkunst verstaan”, noemde Bep Vuijk, auteur van de bekendste en meest gangbare Indische kookboeken, hen.
Het allereerste kookboek stamt trouwens al uit 1854 en werd samengesteld door Nonna Cornelia. Het was de neerslag van wat zij thuis geleerd had en wat zij had bijgeleerd dankzij de beter gevulde huishoudportemonnee van haar werkgever.
Cultuurschok
Toch was het voor veel nieuwkomers een fikse cultuurschok, zich voor het eerst door de talloze gerechten van de rijsttafel heen te moeten werken. Ook daarvan staan in het boekje leuke voorbeelden, geput uit de literatuurgeschiedenis. Wie benieuwd is naar het eerste rijsttafelavontuur van Louis Couperus en Justus van Maurik of wie weten wil hoe het bij Augusta de Wit thuis toeging, zal zeker genieten van de wijze waarop zij verslag doen.
Het vreemde, uitheemse zal zeker niet enkel aantrekkelijk geweest zijn voor de Hollandse meisjes die in Nederlands-Indië voor huisvrouw moesten gaan spelen. Het onbekende, volgens zeggen „verschrikkelijk hete” eten zal in combinatie met het eenzame avontuur van trouwen met de handschoen vast voor slapeloze nachten hebben gezorgd.
In een boekje met goede raadgevingen van rond 1900 vond Joop van den Berg de volgende aanbeveling: „De voedingsmiddelen van het land zijn voor de gezondheid voldoende; met moed en overtuiging kan elk gezond mensch ze leeren eten; ze zijn oneindig veel goedkoper dan geïmporteerde Amerikaanse of Europeesche waar. Bovendien: blikjes eten is dood. Men vindt daar de beroemde of beruchte vitaminen niet meer in, en beri-beri en andere ziekten schijnen de menschen te bedreigen, die slechts ’dood’ eten krijgen. Hoe verder men de bewoonde wereld achter zich laat, hoe meer de Europeesche huisvrouw te denken heeft over haar huishouding.” Het zal de lezeressen weinig moed hebben gegeven!
Belerend
Wie verwacht veel informatie te vinden over de gerechten zelf, het kruidengebruik of de culinaire streekgebonden traditie komt aan dit boekje van Van den Berg tekort. De schrijver is vooral journalist en hij weet veel van Nederlands-Indië. Hij heeft de cultuur van de rijsttafel onderzocht en de ontstaansgeschiedenis willen vastleggen. De toon van het boek is echter vaak wat belerend en regelmatig nogal ouderwets. „Nu wij de wereld van de rijsttafel in de lengte en in de breedte hebben verkend, keren wij terug naar de historie, naar het punt waarop wij even stilstonden om wat zijwegen te bewandelen” (pag. 85).
Deze stijl past wel bij het Indië van toen. Het klinkt soms zelfs vermakelijk en geeft mooi de betrokkenheid van de schrijver weer („Ik kan het niet genoeg herhalen”, „…zou ik willen zeggen, zoals ik eerder schreef”), maar het vormt waarschijnlijk toch een belemmering voor het lezerspubliek.
”Ajoh dan, neem… néém…” is een leuk en interessant boekje voor mensen die een band met Nederlands-Indië hebben, die er hun jeugdherinneringen hebben liggen. Ik vermoed dat het latere generaties en de mensen die niets meer met „ons vroegere Indië” hebben, een worst zal zijn hoe het zit met de herkomst van de rijsttafel.
Dutch ricetable
Ze zullen er overigens wel van blijven genieten, want het is bewezen (mede door deze publicatie) dat de Indische rijsttafel niet meer weg te denken is uit de Hollandse eetcultuur. Niet voor niets wordt de rijsttafel op de menukaart in het buitenland vaak aangeprezen als ”Dutch ricetable”. Een gezamenlijke erfenis van een koloniaal verleden dus.
Selamat makan!