„Niet-christen hekelt kerkelijke liefdeloosheid”
De vaak liefdeloze manier waarop christenen met elkaar omgaan, is voor niet-christenen een grotere steen des aanstoots dan schijnheiligheid waaraan sommige kerkmensen zich schuldig maken.
De vooraanstaande Amerikaanse baptist Thom Rainer is heel stellig. „Als buitenkerkelijken zien dat christenen elkaar onderling de maat nemen of elkaar geestelijk beschadigen, gaat voor hen de kerkdeur dicht. Bij zo’n groep willen ze niet horen.”Rainer, kerkelijk consultant en hoofd van het onderzoeksinstituut LifeWay Christian Resources, doet sinds 2000 onderzoek naar de belangrijkste hindernissen voor onkerkelijken om zich bij een christelijke gemeente aan te sluiten. Sinds de eeuwwisseling voerde hij 700 gesprekken met mensen die zich kort daarvoor bij een kerk hadden aangesloten.
„Vaak wordt beweerd dat ongelovigen zich vooral ergeren aan de hypocrisie van christenen, aan het spreken met mooie woorden maar in het geheim allerlei kwaad doen. Dat is een mythe. Natuurlijk is schijnheiligheid zonde. Ongelovigen maken christenen ook verwijten als ze discrepantie tussen leer en leven constateren. En terecht. Maar onchristelijke mensen begrijpen ook dat gelovigen mensen van vlees en bloed zijn. Want tegelijk zie je niet-kerkelijken soms bijna opgelucht ademhalen als ze merken dat kerkmensen er ook niet in slagen altijd in het rechte spoor te blijven.”
Op basis van zijn meerjarige studie komt Rainer tot de conclusie dat vooral de onderlinge band tussen christenen bepalend is voor de bereidheid van buitenkerkelijken om zich aan te sluiten bij een kerk. „Als zichtbaar is dat het gemeenteleven beheerst wordt door saamhorigheid en als kerkleden elkaar met respect en zorg bejegenen, dan werkt dat als een magneet. Ontbreekt de liefde tot elkaar, neemt men elkaar de maat en gaat men zelfs vechtend over straat, dan haken niet-kerkelijken af.”
Ootmoed, zowel jegens christenen als ten opzichte van niet-christenen, dat is wat onkerkelijken volgens Rainer zoeken. „Als dat ontbreekt, kun je met je evangelisatiewerk wel stoppen.” Wanneer christenen een soort superioriteitsgevoel uitstralen, krijgen ze geen krediet. „Ongelovigen hebben een hartgrondige hekel aan kerkmensen die suggereren heiliger te leven dan anderen.”
De Amerikaanse onderzoeker voegt eraan toe dat dit niet inhoudt dat christenen water bij de wijn behoeven te doen. Ongelovigen verwachten van hen juist dat ze een duidelijk, principieel standpunt innemen. Doen ze dan niet, dan hebben niet-christenen weinig respect voor kerkmensen.
„Het gaat er niet om dat je vasthoudt aan je principes, maar belangrijk is de wijze waarop je het zegt. Klinkt er bewogenheid in je boodschap door? Of ben je de betweter? In het eerste geval vind je vaak gehoor, in het tweede geval roep je weerstanden op.”
Een belangrijk aandachtspunt is volgens de Amerikaanse baptist ook dat christenen „nogal prekerig” zijn. „De meeste kerkmensen kunnen in gesprekken met niet-kerkelijken over het geloof beter praten dan luisteren,” is zijn conclusie. „Niet-gelovigen hebben vaak de idee dat ze juist bij christenen hun hart kunnen uitstorten. Maar dat valt nogal eens tegen. Het hart is soms nog voor geen kwart geleegd of christenen beginnen het al vol te stoppen met allerlei geloofswaarheden. En dan gaat het verkeerd. Luisteren, luisteren, luisteren, nadenken en dan enkele woorden spreken die ertoe doen. Dat is het beste.”
De honderden gesprekken hebben Rainer ook volstrekt duidelijk gemaakt dat het gebruik van eigentijdse elementen in kerkdiensten en evangelisatiewerk nauwelijks effect hebben. „Niet-christenen worden eerder en vaker geraakt door een stevige preek met een helder Bijbels geluid dan door allerlei moderne communicatievormen.”
Drama of popachtige muziekstijlen roepen bij niet-kerkelijken uitsluitend vraagtekens op. „Dan is de grens tussen kerk en wereld voor hen diffuus geworden. Christenen moeten geen verwaande heiligheid uitstralen, maar de wereld verwacht wel dat ze een afgezonderd volk vormen. Eenvoud, puurheid, en streven om oprecht naar Gods geboden te wandelen, dat zijn de lokmiddelen waarmee christenen kunnen werven.”