De jeugd
„…Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.”Job 13:26
In deze tekst blijkt dus dat God de zonden van onze jeugd doet opbreken en ons dikwijls lange tijd daarna de straf daarvoor doet erven. Laat ons dan de jeugd en de bloem van onze jaren aanleggen in de dienst van God de Heere. Weg met die duivelse gedachte dat het voor de jeugd niet zo nauw komt. Het past niet dat alleen de ouderen godvruchtig moeten zijn, het geldt ook de jeugd.De godsvrucht van de jeugd is altijd een eeuwige roem geweest voor God en al Zijn heiligen. Timotheüs, hoe jong hij was, ja, van kinds af aan werd hij onderwezen in de Schriften die hem wijs konden maken tot zaligheid en bekwaam tot godzaligheid.
Denk aan koning Eduard de zesde van Engeland. Hij was nog maar zestien jaren oud toen hij stierf, in 1553. Een geleerd man heeft van hem moeten getuigen dat er meer godzaligheid in de jonge koning Eduard was dan in alle bisschoppen in Engeland bij elkaar.
Och, of wij zulke tijden ook beleven mochten. Dat wij vele navolgers mochten vinden van zo’n koninklijke voorganger. Laten wij ter harte nemen dat de jonge jaren de beste zijn om de Heere te dienen. De jeugd is de bloem van ons leven. Zullen wij die dan aan de duivel opofferen en God de rest van ons leven geven als het afgesloofd en versleten is? Zal de wijn zijn voor de zonde en de droesem voor de Zaligmaker?
Guiljelmus Saldenus,predikant te Kockengen
(”De weeklacht der heiligen”, 1654)