Topman Sir Ben Verwaayen: adellijke anarchist
Hij is een van de weinige Nederlanders die het schopten tot CEO van een grote buitenlandse onderneming. Als chief executive officer redde hij de Britse telecomgigant BT van de ondergang, wat hem in Engeland zo veel aanzien opleverde dat hij er in de adelstand werd verheven. In 2008 verruilde hij Londen voor Parijs, om er een andere telecomreus, Alcatel-Lucent, op de been te helpen. Gelooft Sir mr. Ben Verwaayen, auteur van het laatste verkiezingsprogramma van de VVD, nog in het liberalisme? „Een wereld met respect en gelijke kansen voor iedereen, dat is mijn wereld.”
Het kantoor van waaruit hij leidinggeeft aan het Amerikaans-Franse telecombedrijf Alcatel-Lucent is gevestigd in hartje Parijs. Het pand ligt in een sfeervolle wijk met straten vol luxueuze winkels, ateliers en restaurants, vlak bij het Place Charles de Gaulle, een van de drukste verkeerspleinen van de stad met in het midden de Arc de Triomphe. Op minder dan een kwartier wandelafstand ligt het Elysée, het paleis waar president Nicolas Sarkozy resideert.Heeft u wel eens contact met hem?
„Ik heb hem een keer ontmoet. Hij is een heel interessante man, gepassioneerd, iemand die de Franse ziel goed begrijpt. Hij waait mee met de populistische wind. Of hij dat op de lange termijn straffeloos kan doen, weet ik niet.”
Hoe waardeert u Sarkozy’s leiderschapsstijl?
„Ik moet altijd om hem lachen. Hij is onconventioneel, direct. Een authentieke man. Echt uniek. Hij deinst niet terug voor maatregelen. Dat is iets wat ik in hem erg waardeer.”
Zijn er parallellen tussen u en hem?
„Sarkozy is een alleseter, hij geniet met volle teugen van alle aspecten van het leven. Dat is bij mij anders. Ik ben in de ogen van anderen in mijn privé- en uitgaansleven een gedegen man.”
Net als Sarkozy bent u beroemd om uw manier van communiceren: openhartig, snel, persoonlijk. „Praten is zijn vak”, zei iemand over u.
„Een groot Frans dagblad publiceerde onlangs een portret van mij. Het noemde mij een anarchist. In Frankrijk is dat een groot compliment. Het betekent dat iemand hiërarchische lijnen doorbreekt en met iedereen contact heeft. Ik denk dat dat klopt. Ik houd niet van hiërarchie, ook niet van deftigheid.”
Mag iedereen u bij de voornaam noemen?
„Waarom niet?”
U zou er autoriteit mee verliezen?
„Sorry, maar zo zie ik dat helemaal niet. Iedereen noemt mij Ben. En dat ben ik ook: gewoon Ben. Niemand hoeft mij met meneer aan te spreken. Ook niet met u. Het onderscheid tussen u en jij bestaat alleen in het Nederlands. Ik kan u verzekeren dat er in dit bedrijf niemand aan twijfelt wie de baas is. Ik hoef mij ook niet te bewijzen. Als ik dat zou moeten doen, zou ik onmiddellijk opstappen.
Ik loop in het bedrijf vaak rond zonder das. Waarom? Een das schept onnodig veel afstand tussen mij en de talentvolle jongeren die hier werken. Ik doe er alles aan om drempels te slechten. Waar ik wel aan hecht is respect, acceptatie, openheid en eerlijkheid.”
U wilt er voor al uw werknemers zijn; dagelijks ontvangt u honderden e-mails die u allemaal persoonlijk beantwoordt. Waarom?
„Er moeten bij Alcatel-Lucent grote veranderingen worden doorgevoerd. Dat kan alleen als je de ”hearts and minds” van je mensen hebt. Wat is de rol van een baas? Drie dingen: je zet de toon, je bepaalt de agenda en je kiest de mensen met wie je samenwerkt. Dat kun je alleen als je weet wat er onder de mensen leeft. Wat voelen ze? Wat gaat er in hen om?”
U laat iedereen dicht bij u komen. Of geeft u hun het gevóél dat ze dicht bij u komen?
„Diepzinnige vraag. Volgens mij heb ik voor mensen weinig te verbergen. Zeker mijn vrienden laat ik dwars door me heen kijken. Die mogen ook alles van me hebben. Wij hebben een huisje in Zuid-Frankrijk dat het hele jaar wordt bewoond door gasten, mét of zonder ons. Ik geniet ervan om te delen. Plezier hebben is niet iets voor in je uppie, vind ik.
Of ik wel eens met gevoelens speel? Soms wel, natuurlijk. Ik ben wel eens boos op medewerkers, dat merken ze onmiddellijk. Maar dat is geen echte boosheid. Ik ben immers niet wat ik doe, wat op mijn visitekaartje staat. Ik ben geen CEO, ik ben Ben: getrouwd, vader van kinderen en opa van kleinkinderen.”
U bent opgegroeid in Driebergen-Rijsenburg. Wat kreeg u mee van het kerkelijk leven?
„Mijn ouders waren rooms-katholiek, zij stuurden hun kinderen naar een rooms-katholieke basisschool. Ik was koorknaapje, dus als iemand van de parochie overleed, was ik blij, want dan kreeg ik vrij en mocht ik met mijn vriendjes zingen in de kerk. Mijn overbuurmeisje was van gereformeerden huize, nogal streng. Haar geloof maakte op mij een sombere indruk.
Zowel rooms-katholieken als protestanten wisten in de jaren vijftig precies waar ze aan toe waren: de leefregels en de leer stonden opgetekend in een soort handboek soldaat. Dat kon niet blijven voortduren. Op een gegeven moment gingen de mensen zelf nadenken en vragen stellen bij allerlei dogma’s. Secularisatie en ontzuiling waren onvermijdelijk. Uiteindelijk bleven de kerkelijke vrijwilligers over.”
Rekent u zichzelf tot hen?
„Nee, ik heb afscheid genomen van het rooms-katholieke geloof. Met een dictaatgeloof kan ik niet uit de voeten. Tegelijk ben ik er wel van overtuigd dat er meer is tussen hemel en aarde. Maar ik ben niet zo dogmatisch ingesteld. Voor een liberaal is dat ook erg lastig. Die houdt van vrijheid.”
U maakte een snelle carrière in het bedrijfsleven en schopte het tot bestuursvoorzitter van British Telecom. Omdat u de telecomreus uit het slop haalde werd u in de Britse adelstand verheven. Hoe is het om als Sir door het leven te gaan?
„Daar is niets aan.”
Pardon?
„Het eenvoudige feit dat ik die onderscheiding heb –ze ligt thuis in een lade– betekent voor mij in m’n dagelijkse leven nul komma niks. Het evenement op zichzelf was prachtig en eervol. Ik werd met een groot lint omhangen, kreeg een hoed opgezet en ontving een brief die was ondertekend door koningin Elizabeth waarin enkele privileges op een rij werden gezet.
Weet je welke voorrechten mij ten deel vielen? Als mijn kinderen trouwen, mogen zij dat doen in de St. Paul’s Cathedral in Londen. Ik mag mijn schapen over de Londense Tower Bridge voeren. En mocht ik ooit worden veroordeeld tot de strop, dan word ik niet met touwen, maar met een zijden koord opgehangen.”
Uw carrière maakte u vermogend. Waarom bent u na uw vertrekt bij BT niet gaan rentenieren?
„Ik vind het erg leuk om met mensen om te gaan. Ik vind het ook erg leuk om activiteiten te ondernemen waarvan anderen zeggen: Niet aan beginnen. Juist als anderen dat zeggen, voel ik altijd sterk de neiging ermee aan de slag te gaan.”
U hebt sinds vorig jaar oktober, toen u bij Alcatel-Lucent aan de slag ging, 80.000 mensen onder uw hoede. Hoe voelt dat?
„Sja, hoe voelt dat? Laat ik zeggen: Prima.”
Verantwoordelijkheid dragen voor zo veel werknemers, dat moet toch als een last op uw schouders drukken, zeker in tijden van crisis?
„Luister: toen ik aantrad, was dit bedrijf meer dood dan levend. Als je daar wat aan mag doen en met een groot aantal mensen mag zorgen dat er weer muziek in de tent komt, dan ervaar ik dat als iets prachtigs.
Slaag ik er niet in om het bedrijf overeind te krijgen, dan moet de raad van commissarissen me meteen wegsturen en snel iemand anders kiezen. Dat kan ook, want ik heb geen contract. Er kan over mij geen gezeur ontstaan rond een gouden parachute. Gaat het over enkele jaren goed met het bedrijf, dan verdien ik er behoorlijk mee. Zo niet, dan niet.
Tot nu toe gaat de deur nog elke dag voor me open. Al die 80.000 mensen die bij dit bedrijf werken, zoek ik op. In Frankrijk, in Amerika, in China. Ik doe deze job voor hen.”
U staat te boek als prediker van de vrije markt. Vindt u dat nog een mooie titel?
„Absoluut. Bij het begrip vrije markt heeft mij nooit een ongebreidelde laisser fairemarkt voor ogen gestaan, integendeel. Een vrije handelsmarkt betekent voor mij een wereld met respect en eerlijke kansen voor iedereen, waarin de besten mogen winnen, waarbij de een de ander geen onnodige belemmeringen in de weg legt.”
Het liberale marktdenken wordt vaak gedefinieerd met drie h’s: halen, hebben, houden.
„Onzin. De echte liberaal zorgt ervoor dat de arme boer in Afrika een kans van leven heeft, dat de briljante ingenieur in India een boterham in Nederland kan verdienen zonder dat hij er fysiek hoeft te zijn, dat jonge medewerkers in Brazilië voluit aan de slag kunnen voor een Europees bedrijf.
De zogenaamd sociale wereld waarin slechts het Westen mag denken en de rest van de wereldbevolking de handen uit de mouwen moet steken en als dank daarvoor ontwikkelingssamenwerking krijgt, daar heb ik helemaal niets mee. Waarom zou iemand in Peru zijn hersens niet te gelde mogen maken en iemand in Putten wel? Dat kan toch niet?”
Het liberalisme wordt verweten dat het de gemeenschapszin ondermijnt vanwege alle nadruk op het individu. Terecht?
„Oud-defensieminister Henk Kamp, een goede vriend van mij, zei ooit: We hebben te maken met enerzijds de bange dorpsbewoner, die de wereld eng vindt, en anderzijds de kosmopoliet, die de gehele wereld als een thuis ervaart. Zowel de een als de ander moet samenleven. Wat zij beiden nodig hebben, is niet alleen zekerheid en veiligheid, maar ook flexibiliteit. Beide.
Als liberaal ga ik uit van twee begrippen: respect en kans. Mensen moeten kansen creëren en er zelf over beslissen, maar er zijn ook mensen die veel kansen krijgen zonder er één te benutten. Zulke mensen moet je als gemeenschap zekerheid van bestaan blijven geven. De samenleving mag niet veranderen in een jungle.”
Is daarvan al geen sprake, nu het individu alles moet kunnen zeggen en alles moet kunnen doen wat het maar wil?
„Kijk, in de praktijk van alledag is het best mogelijk dat liberalen de individuele kant van ons mens-zijn wat overbelichten, zeker als je ziet dat hele volksstammen alles lijken te verwachten van de gemeenschap. Maar let je op de filosofische kant van het verhaal, dan beseft een liberaal als geen ander dat respect voor het individu natuurlijk niet wil zeggen dat je de gemeenschap verwaarloost.
Mensen hebben elkaar nodig. Maar, en dat is naar mijn mening een groot goed, je mag zelf kiezen met wie je omgaat en hoe vaak.”
De samenleving heeft dienstbaarheid nodig, schreef econoom Lans Bovenberg onlangs. Hoe verhoudt zich dat tot het hedonisme en materialisme in de westerse cultuur?
„Weet u wat ik zie? Dat heel veel mensen bereid zijn een bijdrage te leveren aan de samenleving. Zij maken daarin hun eigen keuzes. Maar ze zijn bereid offers te brengen voor de community.
Tegelijk zie ik dat de samenleving angstig is. Als gevolg van de globalisering verandert er van alles. Dat moet ook. In materieel opzicht hebben we fantastische jaren achter de rug. Veel mensen hebben ervan geprofiteerd. Maar nu willen we alles behouden zoals het is. Dat kan niet. De samenleving is voortdurend in verandering. Vandaar dat we nu, in een situatie vol onzekerheid, leiders nodig hebben die niet inspelen op bange sentimenten, maar die vertrouwen bieden.”
Wat moet er volgens u gebeuren?
„Ik ben een groot liefhebber van debat. Dat is essentieel voor een samenleving. Voer de discussie over het onderwijs. Dat is hoognodig. Het enige waarmee we de volgende generatie echt kunnen helpen, zijn investeringen in het onderwijs. Jaarlijks laten we 60.000 kinderen door de achterdeur het onderwijssysteem uitglippen. Zonder diploma. Dat kan toch niet? Moeten al die jochies met hun brommer pizza’s bezorgen?
De financieel-economische crisis biedt mogelijkheden om keuzes te maken. Waarmee gaan we in de toekomst ons geld verdienen? Dat is een cruciale vraag waarvoor we staan. De meeste mensen denken nog steeds: „Crisis? Even de adem inhouden en zij is weer voorbij.” Vergeet het maar.
Wat doen we in Nederland? Steggelen over de vraag of we doorwerken tot we 65 of 67 jaar oud zijn. Dat onderwerp heeft niets met de crisis te maken. Dat heeft slechts te maken met een budgettair probleem van de Staat der Nederlanden. En de oplossing wordt dan ook nog eens uit handen gegeven aan FNV-voorzitter Jongerius. Van harte gefeliciteerd, zou ik zeggen.”
Dat laatste klinkt badinerend, zeker voor iemand die lid is van een partij die druk bezig is zichzelf om zeep te helpen. Is de VVD de verdwijning nabij?
„Ik loop nu veertig jaar mee in de partij. Ups en downs horen erbij.”
Nog wel vertrouwen in VVD-leider Rutte?
„Zonder enige twijfel. Hij is een groot talent.”
Toch lijken alleen de conservatieven de partij nog te kunnen redden: mensen als Bolkestein en Wiegel in plaats van personen als Nijpels en Dijkstal. Tot welk kamp behoort u?
„Ik ben mij er niet van bewust links of rechts te zijn. Al kan ik me niet voorstellen dat ik ooit door iemand als conservatief zal worden beschouwd. Maar ik doe niet aan stromingen. En mocht ik er toch tot één behoren, dan die van mijzelf.”
Levensloop
Ben Verwaayen (57) is geboren in Driebergen-Rijsenburg. Na een studie rechten aan de Universiteit Utrecht gaat hij aan de slag bij telefoonbedrijf PTT. Daarna vertrekt hij naar het Amerikaanse telecombedrijf Lucent.
Van 2002 tot 2008 is Verwaayen topman van BT. Hij weet het bedrijf voor een val in de afgrond te behoeden. Als dank voor zijn inspanningen benoemt koningin Elizabeth hem tot Honorary Knight Commander of the Order of the British Empire. Sindsdien mag hij zich Sir noemen. Sinds najaar 2008 leidt hij het Amerikaans-Franse bedrijf Alcatel-Lucent, waarvan het hoofdkantoor in Parijs staat.
Sir mr. Verwaayen is politiek actief. Al sinds zijn zestiende jaar is hij lid van de VVD. Bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer schreef hij voor die partij het verkiezingsprogramma. In Engeland is hij voorzitter van een overheidscommissie die zich bezighoudt met klimaatveranderingen.
Verwaayen is getrouwd en heeft twee kinderen.