Smeking
„Maar nu is het verborgen voor uw ogen.”Lukas 19:42.
Uit deze manier van spreken blijkt dat Christus noch als God, noch als mens een vermaak heeft in de ondergang van de mens, maar zijn vrede wenst. Dat blijkt uit de uitstekende, wijze van optreden van onze Zaligmaker omtrent het Joodse volk in Zijn tijd. Ze hadden Zijn boden veracht, de profeten, die tot hen gezonden waren, gedood en gestenigd en hun voornemen was ook zo te doen met Jezus. Zij wilden niet luisteren naar alle vriendelijke vermaningen en smekingen.Zie hoe gevoelig Hij is over hun staat en met welke hartelijke wens Hij uitbarst tot hen en zegt: „Och, of gij ook bekendet …” Hoe nadrukkelijk zijn Zijn woorden in Mattheüs 23:37, waar Hij klaagt over Jeruzalem: „Jeruzalem, Jeruzalem… hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen… en gijlieden hebt niet gewild.”
Al die smekingen, aanlokkingen, beloften, vermaningen en dreigementen komen hier vandaan, dat Hij wil tonen hoe lief Hem ons heil en onze vrede is. „Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege”, zegt Paulus in 2 Korinthe 5, „alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen.” Let eens op die zoete en vriendelijke manier van spreken. Het is het smeken van Christus door de mond van Paulus.
Johannes Visscherus,predikant te Amsterdam
(”De wenende Christus”, 1665)