Laat Calvijnvieringen onverminderd doorgaan
Arjan Baan en John Kamphuis (RD van maandag) creëren valse tegenstellingen rond het Calvijnjaar, vindt Enne Koops. De herdenking van Calvijn moet vooral doorgaan.
Volgens het artikel ”Terug naar de Christus van Calvijn” van Arjan Baan en John Kamphuis van de Stichting HeartCry legt de herdenking van Calvijn de manco’s bloot waaronder de gereformeerde wereld lijdt: persoonsverheerlijking, lauwheid en intellectuele egobevrediging. Het moet maar eens gedaan zijn met die Calvijnverering, zo luidt hun hartenkreet.Er zijn minstens drie redenen waarom ik deze zure constatering van Baan en Kamphuis niet deel: als historicus niet, als wetenschapper niet en als kerkganger niet.
In de eerste plaats is het advies om Calvijn de rest van het jaar maar te vergeten historisch onverantwoord. Kinderen leren al op de basisschool dat een samenleving die haar verleden vergeet, dat verleden moet overdoen. Heeft de kerkgeschiedenis dat niet veelvuldig bewezen? Telkens keren dezelfde dwalingen en afval terug, vaak in een ander jasje maar met dezelfde inhoud in het tasje (vgl. Psalm 78:3-8).
Appels en peren
Sterker nog, het zou een gemiste kans zijn als christenen dit jaar over de historische Calvijn zouden zwijgen. De 400-jarige betrekkingen met de Verenigde Staten en Japan en het gedachtegoed van uitgerekend Charles Darwin staan in 2009 volop in de publieke belangstelling, en dan moeten we als christenen zwijgen over Calvijn? Dat zou pas liefdeloos zijn tegenover de „duizenden zielen die verloren dreigen te gaan.”
In de tweede plaats creëren Baan en Kamphuis in hun artikel valse tegenstellingen. Dat komt doordat ze het werkterrein van de wetenschap verwarren met dat van de predikant en kerkenraad. Je maakt een valse tegenstelling als je suggereert dat mensen die boeken schrijven, symposia bezoeken en conferenties aflopen –dus wetenschappers: historici of theologen– geen oog hebben voor het zielenheil van anderen. Dat is niet alleen appels met peren vergelijken, maar ook alle Calvijnliefhebbers in het verdachtenbankje plaatsen.
En als je dan vervolgens, en dat doen de auteurs, Calvijn voor je karretje gaat spannen om het betoog te laten uitlopen op een verzameling klachten over de gemeentevisie, het avondmaal, de prediking, de heiligmaking en het huisbezoek binnen je kerkgenootschap, dan creëer je opnieuw een valse tegenstelling. Met zulke klachten moet je aankloppen bij je predikant of bij de kerkenraad en niet bij wetenschappers. Die proberen alleen het gedachtegoed van Calvijn opnieuw relevant te maken voor de huidige tijd of doen een poging een ”beeldenstorm” te ontketenen op bestaande Calvijnbeelden, om de woorden van Herman Selderhuis te gebruiken (”Het Calvijnjaar”, Transparant. Tijdschrift Vereniging van Christen-Historici, april 2009).
Ten slotte ben ik als kerkganger niet gelukkig met de hartenkreet van Baan en Kamphuis. Als ik het goed begrijp misbruiken ze Calvijn om de frustratie van zich af te schrijven over het kerkgenootschap waarvan ze lid zijn. Duidelijk is dat het gaat over een kerk waar avondmaalsmijding gangbaar is, maar de auteurs uiten hun klachten over lauwheid in de gehele ”reformatorische gezindte”. Dat is niet alleen erg ambitieus, maar ook generaliserend.
Christelijke weg
Zelf behoor ik tot een gemeente waar de avondmaalstafel weinig lege plekken kent. Ik voel me door het schrijven van Baan en Kamphuis dan ook niet persoonlijk aangevallen, maar ik kan me voorstellen dat predikanten en kerkenraden van de betrokken kerk zich op het hart getrapt voelen. Als je problemen hebt met de plaatselijke gemeente, de predikant of met het totale kerkgenootschap, dan is de christelijke weg om hen persoonlijk te benaderen. En niet, met doorzichtige verwijzingen naar je broeders en zusters, je gal te spuwen over de calvinisten als geheel.
Ik hoop dat niemand zich uit het veld laat slaan door de ‘beeldenstorm’ die Baan en Kamphuis proberen te ontketenen. Laat de Calvijnvieringen in 2009 onverminderd doorgaan. En volgend jaar begint voor historici en theologen het uitkijken naar 2017, het Lutherjaar. Niet om de persoon Luther, maar om zijn gedachtegoed en het belang daarvan voor de christenheid van vandaag.
De auteur is historicus en bereidt een proefschrift voor over de emigratie van gereformeerden, hervormden en rooms-katholieken naar Noord-Amerika (1947-1963).