Terug naar unieke Griekse brontekst
Acht jaar, met tussenpozen, heeft dr. Andrew Brown gewerkt aan de wetenschappelijke editie van het Griekse Nieuwe Testament zoals dat door de humanist Erasmus werd verzorgd. Het eerste deel van een vierdelige editie werd donderdag gepresenteerd in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Voor de liefhebbers van de Statenvertaling was het een belangrijk moment. De editie van Erasmus lag namelijk ten grondslag aan de zogenaamde “textus receptus”, die de basis van de Statenvertaling vormde.
Dr. Brown noemt zichzelf een „onafhankelijke geleerde." Hij studeerde klassieke talen in Oxford en werkte een tijdlang voor de Trinitarian Bible Society (TBS). Nu woont hij in Londen en verdient de kost met deelname aan allerlei losse projecten en vooral zijn schrijverij. Zijn reputatie geldt vooral zijn fenomenale geleerdheid op het gebied van de geschiedenis van het Griekse Nieuwe Testament, gecombineerd met een ongelofelijke precisie.
Het concept van een compleet nieuwe en wetenschappelijke editie van het Griekse Nieuwe Testament en de Latijnse vertaling door Erasmus rijpte al in de jaren zeventig. De naam van Brown werd in 1984 door de Leidse nieuwtestamenticus prof. dr. H. J. de Jonge aangedragen om dit „gigantische werk" op te pakken in het kader van de de complete editie van verzamelde werken van Erasmus. Hij noemde het zelf het beste advies dat hij ooit in zijn leven gaf. Rond 1992 toog Brown aan het werk.
Eerste uitgave
Toen Erasmus in 1516 zijn Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament lanceerde, was dat de eerste nieuwe vertaling in druk sinds het einde van de vierde eeuw, dat wil zeggen sinds meer dan duizend jaar! Erasmus’ Griekse Nieuwe Testament doorliep tot 1535 vijf edities. In elke nieuwe uitgave bracht Erasmus wijzigingen in de Griekse tekst aan. De waarde van de nu verschenen uitgave is dat alle wijzigingen die de Griekse tekst onder Erasmus’ handen onderging, overzichtelijk vermeld worden. Bovendien wordt van al die lezingen precies aangegeven uit welke Griekse handschriften Erasmus ze overnam.
Het belang van dit werk is volgens Brown dat het proces zichtbaar wordt van het tijdperk van de handgeschreven manuscripten naar de moderne periode van het gedrukte boek. Doordat Erasmus’ Griekse tekst de eerste was die op grote schaal werd verspreid, ook in tientallen kleinere herdrukken, werd hij spoedig beschouwd als de best denkbare tekst. Latere zestiende-eeuwse uitgaven, van Robertus Stephanus en Theodorus Beza, weken weinig van die van Erasmus af. Zo werd deze tekstvorm de algemeen aanvaarde tekst, die ook ten grondslag lag aan de vertaling van het Nieuwe Testament in de Statenbijbel van 1637.
Latijnse vertaling
Ook relevant is de Latijnse vertaling, die onder Erasmus’ handen vijf edities doorliep. In elke nieuwe editie bracht hij wijzigingen aan, soms om taalkundige of stilistische redenen, soms op grond van nieuw ontdekte lezingen in Griekse of andere handschriften. Tot nu toe ontbrak ook een kritische editie van Erasmus’ Latijnse Nieuwe Testament, dat een monument van fraai humanistisch Latijn is geworden. De Rotterdammer week op verschillende punten af van de bestaande Vulgata-vertaling en koos elegantere uitdrukkingen. Ook in deze uitgave staan alle wijzigingen uit vorige edities vermeld.
Het Nieuwe Testament in de huidige wetenschappelijke editie van Erasmus zal als geheel vier forse delen gaan omvatten. Het nu verschenen deel bevat Johannes en Handelingen en is deel twee van deze serie van vier. De hele uitgave van de werken van Erasmus, die onder auspiciën staat van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, telt sinds 1969 dertig delen. Nog dertig zullen er volgen. De uitgave (verzorgd door Elsevier) is een project van de afdeling Erasmus van het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities in Den Haag. De afdeling Erasmus wordt geleid door de kerkhistoricus dr. J. Trapman.
Gods Woord
Brown liet duidelijk weten dat Eramus bezig was met de uitgave van een „heilige tekst." Of het Nieuwe Testament nu in het Grieks, het Latijn of het Engels verschijnt, zei hij, „het is door christenen beschouwd als een integrale onderdeel van de Heilige Schrift, dat wil zeggen het Woord van God. Deze uitgave is onderscheiden van alle andere werken van Erasmus omdat hij hier slechts uitgever en vertaler, en niet schrijver is geweest."
Brown erkent dat de tekst van Erasmus niet de meest volmaakte tekst is. Ook in deze editie zijn fouten ingeslopen, was het aantal manuscripten waarover Erasmus beschikking toch erg beperkt en hebben medewerkers van Erasmus soms zonder zijn toestemming wijzigingen ingebracht. Het aantal manuscripten waarover wetenschappers na de dood van Eramus beschikking kregen, loopt volgens Brown „in de duizenden."
Brown wil niet bij de textus receptus zweren, maar ook niet bij de moderne versie van Nestlé/Aland die door de United Bibel Societies (UBS) als standaardtekst wordt gebruikt. „Er zijn na Erasmus veel ontdekkingen geweest, zoals papyrusvondsten in Egypte, maar het probleem is dat we te veel aandacht geven aan de uitgevers van deze teksten. Niet één tekst is volmaakt. Het is wel van belang dat we openstaan voor allerlei nieuwe handschriften die we ontdekken, ook wanneer die in strijd zijn met de textus receptus."
Waardering
Toch heeft Brown best een hoge pet op van de kwaliteit van Erasmus als redacteur. Wat vooral volgens hem van belang is, is dat de editie van Erasmus een stoot gaf voor vertalingen van de Bijbel in moderne talen, zoals die van Luther en Tyndale. „Deze vertalingen zijn fundamenteel geweest voor de zestiende-eeuwse Reformatie. Erasmus’ uitgave van het Nieuwe Testament kreeg ook flinke oppositie van degenen die voelden dat hij met zijn vertaling het kerkelijk gezag en vele eeuwen van theologische traditie ondermijnde. Dat bracht Erasmus in een leven lang durende controverse. Erasmus was een typische humanist die weer terug wilde naar de bronnen."