Buitenland

Afghanistan verdeeld in mutsen en mantels

Mutsen, petten en mantels. Je zou het niet verwachten, maar in Afghanistan wordt de politieke strijd tussen mannen uitgevochten tot in de klerenkast. En om die reden loopt ook president Hamid Karzai er met zijn mantel en muts ietwat excentriek bij.

24 January 2003 20:50Gewijzigd op 14 November 2020 00:05
LEIDEN - De Afghaanse president Karzai met zijn typische jinnah-muts en mantel, de chapan. - Foto EPA
LEIDEN - De Afghaanse president Karzai met zijn typische jinnah-muts en mantel, de chapan. - Foto EPA

Afghanistan vergeleken met Nederland, dat is de wereld op zijn kop. Lopen volwassen mannen bij ons er doorgaans eentonig en saai bij (grijs en driedelig) en zorgen vooral onze vrouwen voor kleur en variatie; in Afghanistan is dat precies andersom. Hoe de vrouwen eruitzien is bekend: allemaal achter een tafellaken-met-gordijntje. Onder de blauwe, witte of bruine burka dus. Maar de Afghaanse mannen, die hebben smaak! De variatie in hun hoedjes, petten, mutsen en mantels is enorm, en net zo groot als het aantal etnische groeperingen dat Afghanistan rijk is. Dat die samenhang geen toeval is, valt te leren uit een kleine expositie die tot en met maart in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden is te zien onder de titel ”Politieke kleding in Afghanistan”.

Na ruim twintig jaar burgeroorlog doet iedereen in Afghanistan aan politiek. Of het nu de politieke leiders zijn of de gewone man in de straat, allemaal kleden ze zich volgens de regels van hun etnische groep, hun geboortestreek of zelfs naar de (politieke) boodschap die ze willen uitdragen.

Dat dit een kleurrijk schouwspel moet opleveren besef je pas als je weet dat Afghanistan vijftig verschillende etnische groepen telt. De Pathanen zijn de grootste groep en wonen in het zuiden en zuidoosten. Verder zijn er Tadzjieken -zij wonen in de steden en in het noordoosten- de Hazara’s (in het midden van het land), de Oezbeken (in het noorden) en de Turkmenen (in het noordwesten). Allemaal hebben ze hun eigen staatjes, legertjes en tolhuisjes.

Hoe maak je van die lappendeken weer één geheel? Met die vraag zit de Afghaanse president, Hamid Karzai, opgezadeld. Want hij is dan wel staatshoofd van heel Afghanistan; in werkelijkheid is dat land een bijeengeraapt zootje.

Op de expositie in Leiden is te zien hoe Karzai ook met zijn kleding probeert eenheid uit te stralen. Kiezen de lokale heersers heel bewust kledij uit hun eigen regio, Karzai trekt kleren aan die hem juist níét verbinden aan een bepaalde bevolkingsgroep of streek. Wat hij aan textiel aan heeft is in heel Afghanistan bekend en zou je zelfs typisch Afghaans kunnen noemen. Zodat iedereen kan zien dat deze man een leider van alle Afghanen wil zijn.

Overigens gingen de beruchte Taliban hem in dat stoffelijke eenheidsstreven voor: zij dwongen immers alle mannen een tulband te dragen. Wie daarin niet bewilligde, werd met stokslagen alsnog zo’n tulband ingejaagd.

Afghanen hébben wat met hun hoofddeksel. Vraag een Afghaan naar zijn identiteit, en hij grijpt naar zijn hoofd. De meeste mannen dragen de kola, een klein kleurig mutsje dat luchtig op de kruin wordt gedrukt. De versiering, de vorm of de kleur zeggen iets over de geboortestreek van de drager. In het Leidse museum liggen kola’s met diverse kleuren en tekening, afkomstig uit het noordelijk, oostelijk, noordwestelijk en centraal Afghanistan. Jammer dat om zo’n fleurige kola vaak een saaie tulband wordt gewikkeld.

Maar Tadzjieken dragen de paukul (of pakol): een platte vilten muts met opgerolde rand. Na de val van de Taliban in het najaar van 2001 begon de paukul aan zijn opmars in heel Afghanistan.

Turkmenen zweren bij een wollen muts, die eruitziet als een bontmuts van veren.

En dan is er nog de qarakuli of jinnah-muts, gemaakt van de vacht van jonge of ongeboren lammetjes (zogenaamd Perzisch lam). De jinnah-muts wordt in heel Afghanistan en daarbuiten door rijke mannen en aanzienlijken gedragen. Het is hét kenmerkende hoofddeksel van president Karzai. De muts is namelijk niet gekoppeld aan een of andere streek of bevolkingsgroep.

Een tweede typische uitdossing van Karzai is zijn mantel, de chapan. Karzai -een Pathaan uit het zuiden van Afghanistan- draagt altijd een type chapan dat veel in het noorden van het land wordt gedragen. Tegelijkertijd is de chapan ook bij de zuidelijke Pathanen bekend. Dus ook met die mantel probeert de president zijn Pathaanse afkomst te relativeren, en zijn nationaal-Afghaanse missie als staatshoofd te accentueren.

De chapan -te herkennen aan de lange loshangende mouwen die om de schouders zijn gedrapeerd- kent een lange geschiedenis. Vijfhonderd jaar voor Christus duikt hij op in een reliëf uit het Perzische rijk. Het kledingstuk komt oorspronkelijk uit Centraal-Azië en is vandaar door Scythische volkeren in China, Iran en Afghanistan geïntroduceerd. Ook in Europa is hij terechtgekomen: de Hongaren, een van oorsprong Centraal-Aziatisch volk, hebben hem geïntroduceerd. De huzaren, een vanouds Hongaars legeronderdeel van lichte cavaleristen, droegen aan het begin van de 19de eeuw nog een cape met loshangende mouwen over de schouders: de chapan!

Een ander typische Afghaans kledingstuk is de khilat of eremantel. Op de expositie in Leiden is een khilat van wol en zijde te zien, met zilver en gouddraad erdoorheen geweven.

Deze is bekend als kledingstuk dat een koning aan een onderdaan schonk bij wijze van beloning. Iemand in zo’n khilat kon zich vervolgens bij zijn buren voordoen als belangrijk man die een speciale relatie had met de koning of heerser. Tegelijkertijd bevestigde de mantel zijn ondergeschiktheid aan die heerser. De khilat is zodoende altijd een politiek kledingstuk geweest, en daar is in het verleden veelvuldig gebruik en misbruik van gemaakt. Tot het begin van de 20e eeuw gaf de amir (of koning) van Afghanistan zo’n khilat aan bepaalde onderdanen.

Er zijn in Afghanistan ook lieden die volgens de westerse mode gekleed gaan: net pak met stropdas bijvoorbeeld. Ook daarmee willen ze aantonen boven de partijen te staan. Die keuze heeft eveneens oude papieren. Bekend is dat de Afghaanse koning Amanullah, die regeerde van 1926 tot 1928, zich altijd in een westers militair pak liet hijsen. Hij was een groot voorstander van radicale verwestersing van de Afghaanse samenleving, vandaar. Amanullah ging in 1929 in ballingschap en vestigde zich in Rome, waar hij in 1944 wegens heulen met de Asmogendheden nog korte tijd is vastgehouden door de Britse geallieerde troepen. Volgens de Leidse Afghanistan-kenner dr. Willem Vogelsang hebben we onze kreet ”ammenhoella” -wat zoiets betekent als ”dank je de koekoek!”- te danken aan de achternaam van deze Afghaan.

Afghaanse mannen mogen zich dan willen onderscheiden in allerlei klederdracht, als het gaat om de basiskledij lijken ze allemaal op elkaar. Ook daarvan is het een en ander op de expositie te zien.

Typische Afghaanse kleding zijn de wijde broek met lang overhemd (shalwar kamiz), met daaroverheen een vest (waskat), op het hoofd het al genoemde hoofdkapje (kola), met daaromheen een tulband (lungi). En ten slotte een warme omslagdeken (patu).

Dus mocht president Karzai met zijn muts en mantel niets aan meer eenheid weten te bereiken, dan kan hij altijd nog in zijn overhemd gaan lopen. Ook die kledij is voor alle Afghanen heel herkenbaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer