Italië helpt monopolies weer in het zadel
Italië trekt beetje bij beetje de economische liberalisering in. Tot verdriet van de consument, die er in barre tijden gemiddeld 1000 euro per jaar bij inschiet.
Medicijnen zonder recept zijn weer slechts in de apotheek te koop. Een autoverzekering kan pas na vijf jaar worden opgezegd. Beroepsorganisaties houden minimumtarieven in stand en beperken de toegang tot hun beroepsgroep.Het zijn een paar praktijkvoorbeelden die de Italiaanse Mededingingsautoriteit aankaart in haar jaarlijkse rapport. Verantwoordelijk voor dit terugdraaien van de klok is het parlement, dat wordt gecontroleerd door centrum-rechtse partijen. „Het parlement ontplooit een eindeloze reeks initiatieven om het evenwicht uit het verleden te herstellen”, schrijft Antonio Catricalà, het hoofd van de Mededingingsautoriteit.
Italië is vanouds een weinig open samenleving en de bakermat van het vroeg-twintigste eeuwse corporatisme. Met de liberalisering werd in Italië dan ook laat een begin gemaakt. Pas onder de regering van Romano Prodi (2006-2008), met nota bene deelname van communistische partijen, werd de deur op een kier gezet. Onder de dynamische leiding van de minister van Economische Zaken Pierluigi Bersani werden belangrijke maatregelen genomen om kartels en beschermde beroepsgroepen open te breken.
Dat had direct positief effect op de portemonnee van de consument. Zo konden telecomondernemingen niet meer automatisch een paar euro innemen op elke verkochte prepaidkaart. En werden medicijnen zonder recept tot een kwart goedkoper, dankzij de doorbraak van de vestigingswet voor medicijnverkoop. In twee jaar tijd werden in het gehele land maar liefst 3000 verkooppunten geopend voor de verkoop van medicijnen zonder recept, de zogenaamde zelfzorggeneesmiddelen. Daarmee werd ook de werkgelegenheid gestimuleerd.
Consumentenorganisaties rekenden uit dat dankzij de liberalisering een gezin zo’n 1000 euro per jaar bespaarde. Maar daar komt door nieuwe wetgeving een einde aan.
Behalve apothekers wrijven dertien andere beroepsgroepen –van notarissen en psychologen tot journalisten en advocaten– zich eveneens in de handen vanwege de wind die door het parlement waait. Vorig jaar werden ze nog op het matje geroepen bij de Mededingingsautoriteit omdat ze hadden geweigerd zich open te stellen en vast te houden aan minimumtarieven.
De Mededingingsautoriteit spreekt van de terugkeer van het monopolie. „Italië is een land waar door de weerstand van sommigen de rechten van de consument worden belemmerd.” Zo is de zogenaamde ”class action” ingeperkt, waarbij een groep van burgers een civiele rechtzaak kan starten tegen bijvoorbeeld een onderneming. Nu is het echter nauwelijks meer mogelijk om als groep van individuen een onderneming te dagen. Een individuele rechtzaak is, zeker in Italië, financieel niet op te brengen en duurt uiterst lang.
De reden van vele parlementariërs om wetten voor te stellen en aan te nemen die gericht zijn tegen de consument, is belangenverstrengeling. Niet alleen Berlusconi heeft botsende politieke en zakelijke belangen; een meerderheid van de politici klust bij. En vaak op niveau. Zo draagt de wet die de zelfzorgmedicijnenverkoop inperkt de naam van Luigi d’Ambrosio Lettieri, een parlementariër van Forza Italia én vicepresident van de Apothekersfederatie.