Rampspoed treft emigranten in Frans dorpje
Frankrijk is een van de populairste vakantiebestemmingen van de Nederlander. Maar hoe is het om er permanent te wonen? Een kwestie van overleven, zo doet het persoonlijke relaas van Mark-Jan Vos vermoeden.
In 2005 kopen Mark-Jan Vos en zijn vrouw een 400 jaar oude boerderij in Yssadon, een dorpje ergens tussen Bordeaux en Clermont-Ferrand in Frankrijk. Ze willen er, heel idealistisch, met hun twee kinderen dichter bij de natuur gaan leven.Maar die romantische gedachten verdwijnen als sneeuw voor de zon als de eerste donkere wolken komen aandrijven. De ellende begint als de boerderij van het gezin Vos in vlammen opgaat. En dan blijkt dat tussen Frankrijk en Nederland grote cultuurverschillen bestaan. Hoe ga je om met een onwillige verzekeringsmaatschappij? Wat moet je doen als je Poolse bouwvakkers door de vreemdelingenpolitie worden opgepakt? Waar kun je terecht als je uit je tijdelijke huisvesting wordt gezet? En vooral: hoe ga je om met lokale agenten die op een wel heel Franse manier het wetboek hanteren?
Meer dan eens komt Vos in aanraking met justitie. Het verhaal krijgt zelfs thrillerachtige trekken als hij zich zó getergd voelt, dat hij met een mes een gendarme bedreigt en zelf in het gevang belandt.
Emigreren naar Frankrijk is wel iets anders dan een gewone verhuizing. Maar dat landverhuizers zó veel tegenspoed te verwerken krijgen, grenst aan het ongelofelijke. Misschien krijgt de lezer ook wel een klein beetje een vertekend beeld omdat de schrijver zich vooral concentreert op de ellende die hij en zijn gezin meemaken.
Vos heeft wel oog voor de mooie natuur –hij roemt de onovertroffen vergezichten– en de geboorte van een derde kind brengt vreugde in het gezin. Ook de inburgering in de lokale gemeenschap verloopt voorspoedig en plezierig, mede dankzij de Franse taal die Vos en zijn vrouw in snel tempo aanleren. (Waaruit maar weer eens blijkt hoe cruciaal het beheersen van de taal is voor een geslaagde integratie.)
Toch overheerst het negatieve deze lichtpunten, zo blijkt uit Vos’ eigen woorden: „Het is altijd zo jammer dat een medaille twee zijden heeft: een zijde die zo verstikkend is dat het ten koste gaat van je welzijn, ten koste van je gezondheid, ten koste van alles eigenlijk.”
Zelf zoekt Vos de verklaring voor alle rampspoed die hem overkomt in een onbezonnen vraag die hij op zijn achttiende aan God stelde: hij zou graag net als Job een geloofsbeproeving ondergaan. Dat is een overweging die voor rekening van de schrijver blijft. Feit is wel dat sommige problemen voorkomen hadden kunnen worden door een beter begrip van de Franse gewoonten.
”Overleven in Frankrijk” is een schip op het strand. Wie wil emigreren (naar welk willekeurig land dan ook), zal zich terdege moeten voorbereiden op die stap. Kennisnemen van de cultuur, de gewoonten en de zeden van het immigratieland zijn daarbij onontbeerlijk. Ook als het gaat om zaken die in Nederlandse ogen futiliteiten zijn, geldt dat in de eerste plaats aanpassingsvermogen vereist is. Dat verwachten we immers ook van vreemdelingen die in Nederland komen wonen.Het boek had aan waarde gewonnen als op een begripvollere manier over de Franse cultuur en gewoonten was geschreven en handvatten waren aangereikt waarmee de potentiële emigrant zijn voordeel zou kunnen doen. Nu blijft het verhaal, hoe spannend ook geschreven, te zeer een weergave van negatieve ervaringen. En dat is jammer, want Frankrijk is een mooi land. Voor toeristen, maar ook voor emigranten.
N.a.v. ”Overleven in Frankrijk”, door Mark-Jan Vos; uitg. in eigen beheer, 2008; ISBN 978 90 813550 1 8; 240 blz.; € 19,90.