Brekebenen
Vier gebroken benen, een paar gescheurde kniebanden, een gedeukte ruggenwervel en een geknakt stuitje. Tyrol Air Ambulance transporteert elf slachtoffers uit de sneeuw naar Rotterdam. Een gipsvlucht vol gebroken botten. „Auw, mijn been.”
De lucht is strakblauw. Het vriest een paar graden. Innsbruck heeft net de eerste sneeuw van het seizoen voor z’n kiezen gekregen. Machtige, ongenaakbare bergtoppen kijken minzaam neer op een schoongeveegde luchthaven aan de rand van de stad.
Op het platform staat een Dornier 328-prop-jet in ambulance-uitvoering startklaar. Links voorin twee brancards, daarachter drie keer twee stoelen met voetenbankje, achterin een handvol gewone stoelen.
Vier, vijf ambulances rijden achter elkaar het platform op. Eén voor één worden de patiënten uitgeladen. Twee uit Italië, vijf uit Oostenrijk. Benen in het gips, nek in een kraag, arm in een mitella of een enkel ingetapet. Hinkelend en strompelend komen de brekebeentjes aan boord. Met of zonder krukken. Anderen worden regelrecht vanaf de brancard de luchtambulance ingehesen. Of met een rolstoel achterstevoren naar binnen gereden.
Dominee
Elk jaar repatrieert Tyrol Air Ambulance met speciale gipsvluchten zo’n 1400 gewonde wintersporters uit de Alpenlanden naar Nederland en België. „Het seizoen duurt drie maanden”, vertelt manager operations Henk Dokter van International Medical Care (IMC) op Rotterdam Airport. „Van ’derde’ kerstdag tot eind maart.”
Het bedrijf verzorgt voor diverse alarmcentrales het gewondenvervoer. In de wintermaanden vliegt Tyrol Air Ambulance vrijwel dagelijks heen en weer tussen Innsbruck in Oostenrijk, Chambéry in Frankrijk en Rotterdam Airport. Soms drie keer op een dag.
De aard van de verwondingen loopt uiteen. „We hebben mensen met een gebroken duim, maar ook patiënten met een gebroken rug. Met een duim in het gips mag je al niet meer achter het stuur”, legt Dokter uit. Bovendien moet IMC jaarlijks zo’n vijf tot tien dodelijke slachtoffers uit de Alpen halen. „Dat zijn trieste gevallen.”
Toch heeft 70 procent van de afgevoerde patiënten slechts indirect met skiën te maken, verzekert Dokter. „Er zijn mensen die op hun vakantieadres uit de auto stappen en uitglijden.” De verzekering draait op voor de transportkosten. Een vluchtje per brancard kost 1600 euro, een zitplaats met voetenbank 600 euro en een gewone stoel 300 euro.
IMC kan zo nodig een vliegtuig met complete intensive-care-uitrusting inzetten. Doktoren, psychiaters, psychologen en verpleegkundigen zijn op afroep beschikbaar. De organisatie mist alleen nog een predikant. „Onlangs moesten we ergens een pasgetrouwde man ophalen. Z’n vrouw was verongelukt. De man was ten einde raad. Op zo’n moment mis je een dominee.”
Tussenlanding
Langzaam komen de propellers van de Dornier tot leven. Het halfvolle ambulancevliegtuig hobbelt naar de startbaan en kiest het luchtruim. Het toestel spoedt zich naar Frankrijk. Niet iedereen is daar gelukkig mee. „Ik had een rechtstreekse vlucht geboekt”, moppert mevrouw D. Kosters uit Kesteren. Ze heeft een gebroken scheenbeen. Door een extra behandeling in het ziekenhuis, is ze ingedeeld op een latere vlucht. „Belachelijk. Nu moet ik eerst een tussenlanding maken. Auw, mijn been.” Haar man tuurt uit het raampje. „Ik heb nog nooit zo’n mooie vlucht gehad.” Hij grijnst. „Je kunt beter een been breken, dan ben je eerder thuis dan de rest.”
De avond valt. De ondergaande zon werpt een gouden gloed over de besneeuwde bergtoppen. Een fabelachtig fraai vergezicht ontrolt zich. Rotsen, dalen, dorpen. Bomen, beekjes, bergen. Hier en daar hangen flarden van een mistsluier mysterieus rond een bergmassief. Pinkelende oranje straatlantaarns werpen een schilderachtig schijnsel over witte, weggezonken dorpjes. De hoogtepunten van dit stuk schepping -Matterhorn, Jungfrau en Montblanc- schuiven langzaam voorbij.
Het landschap kan de patiënten even niet bekoren. Een jonge vent klaagt over z’n been. „Het doet zo’n pijn.” Het medisch personeel komt met een kussen aangesneld. Been recht gelegd, probleem opgelost. Na een uurtje vliegen kondigt de gezagvoerder Franse bodem aan. Riemen vast. De OE-GBB zet de landing in.
Met een klap zet de piloot zijn kist aan de grond. Enkele passagiers slaken een pijnlijke kreet. Met een verbeten gezicht -en een lelijk woord op de lippen- grijpt Maaike naar haar gipsbeen. „Kan het niet wat zachter?”
Volle bak
Onverstoorbaar laat de Dornier 328 zich uitrollen en taxiet naar het platform. In de felle schijnwerpers staan drie ziekenwagens van de ”Société des Ambulances Réunies des Alpes” te wachten. De luchtambulance komt vlak ervoor tot stilstand. De verpleegkundigen en de piloot lopen naar buiten om een helpende hand te bieden.
Een vrouw op leeftijd -70, 75 jaar, wat zal het zijn?- pakt haar tas, strompelt met een gespalkt been nietsvermoedend achter de verpleegkundigen de trap af het platform op. Verbaasd ziet de piloot het aan. „Waar gaan we heen?” Mevrouw kijkt op. „Ik?! Naar huis.” Piloot: „Maar we zijn er nog niet. We zitten nog maar in Frankrijk.” Zij: „Fránkrijk?!” Verongelijkt zoekt ze haar plaats in het toestel weer op. Rotterdam ligt nog een kleine twee uur vliegen verderop.
Nieuwe slachtoffers krijgen een plek aan boord. Volle bak. Op de achterste brancard Gerdien Dalbulder met een gebroken stuitje, op de voorste mevrouw De Wit met een gedeukte ruggenwervel. Hoofd van de één bij de voeten van de ander. „Gaat het?” Nou nee, het houdt voor sommigen niet over.
De brancardslachtoffers worden stevig vastgesjord. Een riem links, een riem rechts. „So können wir dich nicht verlieren”, zegt een broeder bemoedigend. Gerdien laat vermoeid haar hoofd in het kussen zakken. „We waren met z’n vieren op vakantie. Vorige week is een vriend al met zo’n vlucht afgevoerd.” De Amsterdamse is tijdens het snowboarden op haar stuitje gevallen. De dokter kon maar één diagnose stellen: „It’s broken.”
Prik
Verpleegkundige Stefan van Tyrol Air Ambulance komt met injectienaalden aanlopen. Hier en daar deelt hij een prik uit tegen trombose. „Je moet voor afleiding zorgen, af en toe een grapje maken”, weet hij uit ervaring. „Dan hebben de mensen geen tijd om aan hun pijn te denken.” Niet elke patiënt kan de grapjes waarderen. „Dat moet je aanvoelen.”
Aan boord ontstaat een vreemd, vriendschappelijk sfeertje. Wildvreemden vinden elkaar op duizenden meters hoogte in hun verwondingen. „Wat heb jij? Wat is er bij jou gebeurd? Heb jij veel pijn? En jij?” Een passagier toont zijn lotgenoten een röntgenfoto.
Maaike en Ben zitten -elk met gipsbeen- op het voorste bankje naast elkaar. „Heb jij prikken gehad?” De ander knikt instemmend. Maaike trekt haar trui omhoog. „Kijk.” Ben volgt het voorbeeld. Ongegeneerd inspecteert het duo elkaars geprikte buikwand. ’t Geeft een band, zoveel gebroken botten aan boord.