„Het herdersspoor vraagt om navolging”
„Wanneer je de voorganger beschouwt als van God gezonden, dan betekent dat ook dat hij je tot nut zal zijn.” Ds. K. Visser, christelijk gereformeerd predikant te Barendrecht, hield zaterdagavond de laatste lezing van dit seizoen voor de bezoekers van de SRB-avond in het Wartburgcollege te Rotterdam.
Het thema van de avond is ”De gemeente en haar voorganger”. De tekst die ds. Visser als uitgangspunt neemt, is Hebreeën 13:17: „Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig.”Ds. Visser noemt de band tussen predikant en gemeente een heel actueel thema. „Door het gebruik van moderne media en doordat we mobieler zijn dan vroeger, worden we kritisch. Maar dat bevordert niet het Bijbelse beeld wat de verhouding zou moeten zijn tussen gemeente en voorganger. Zien we de voorganger als beroepen en betaald door onze gemeente en dat hij daarom dus preekt zoals wíj dat willen? Of zien we hem als een van God gezonden knecht?”
Heden en verleden
In het eerste deel van de lezing behandelt ds. Visser de positie van de predikant ten opzichte van de gemeente. „De schrijver van de Hebreeënbrief kent zijn gemeente. Hij wordt verhinderd om bij de gemeente te komen, maar verlangt er wel naar. Hij herinnert aan eerdere voorgangers die, gezien het woord ”uitkomst”, gemarteld zijn omwille van hun leidende rol in het Koninkrijk van God.”
De schrijver van de brief aan de Hebreeën legt zo een verband tussen heden en verleden, en erkent daarmee het belang van de traditie. „Hoe is het met jullie voorganger? Preekt hij hetzelfde woord zoals zijn voorgangers dat ook deden?”
Gezagspositie
Volgens ds. Visser kan de rol van de voorganger zoals die beschreven wordt in Hebreeën op verschillende manieren worden ingevuld: „In het woord ”voorganger” schuilt het werk van een herder, die het spoor trekt. Dat vraagt om navolging. Ook heeft de predikant een gezagspositie en een voorbeeldfunctie, zoals we dat lezen in 1 Petrus 5:3.”
Dat een predikant waakt over de zielen betekent dat de trouw van de voorganger zo groot is dat hij wel eens slapeloos is van zorg, aldus ds. Visser. „Waken betekent concentreren op zijn taak. Waakzaamheid is geboden, want onze ziel is voortdurend een prooi van allerlei soorten gevaren: de ergste vijand bevindt zich in je hart: het ongeloof, dat God en Christus buiten ons leven houdt. De predikant moet daarom bedenken dat er een wonder moet gebeuren met zijn hoorders: het wonder van wedergeboorte. Maar ook daarna blijft nog het ongeloof: door tijdens de verkondiging telkens ”ja, maar” te zeggen. Herken je dat bij jezelf?”
Ds. Visser wijst erop dat predikanten zich steeds moeten realiseren dat zij rekenschap moeten afleggen. „Gemeenteleden moeten in de preek kunnen merken dat hun voorganger zich verantwoordelijk voelt voor de gemeente. En dat is heel zwaar voor hem. Deze verantwoordelijkheid kan alleen gedragen worden wanneer je je geroepen weet, dat het geen keuze van jezelf is. Ook moet je er bekwaam voor worden gemaakt. Paulus zegt: onze bekwaamheid is van God.”
Roeping
In het tweede deel van de lezing concentreert de spreker zich op de roeping van de gemeente. „Gehoorzaamheid, dat is de roeping van de gemeente. De tekst is duidelijk over wat geen gehoorzaamheid en wat wél gehoorzaamheid is. Ongehoorzame hoorders laten de predikant zuchten. Dat betekent dat hij verdriet heeft over zijn gemeente. Ben je niet gehoorzaam, dan luister je niet en zorg je daarmee dat de prediking voor jou ook niet nuttig is. Ben je wel gehoorzaam, dan doet de predikant zijn arbeid met vreugde en is de prediking wel nuttig.”
Ds. Visser erkent dat gehoorzamen niet gemakkelijk is. „Je kunt zo druk zijn dat je, wanneer je uit de kerk komt, het Woord direct weer vergeet. Of dat het lijkt of je onder het luisteren al zo hard bent. Vol van liefdeloosheid, misschien wel tegenover de man die aan het preken is. Misschien wel door een negatieve ervaring met hem. Misschien is er tweedracht in de gemeente: dat je denkt dat de voorganger met bepaalde woorden op een groep in de gemeente doelt. Blijf echter geloven dat de predikant van God gezonden is en gehoorzaam hem daarom.”
Laatste oordeel
Aan het einde van de lezing vestigt ds. Visser de blik op het laatste oordeel. „Als voorganger moet je met je gemeente voor God kunnen verschijnen. Sommige gemeenteleden zullen moeten zeggen: Hij heeft me gewaarschuwd, maar ik heb niet geluisterd. Als gemeenteleden echter wel hebben gehoorzaamd, zal er vreugde zijn bij de voorganger. Ook is er vreugde in de hemel bij de engelen, omdat zij zich verheugen over een zondaar die zalig wordt.”
De predikant sluit zijn lezing af met een vooruitblik op de volgende dag: de zondag. „Morgen ga je weer naar de kerk, luister je naar je voorganger, of luister je naar een leespreek. Misschien heb je je oordeel al klaar: dat is geen fijne dominee, of bij die ouderling val ik in slaap tijdens de leesdienst. Buig je knieën en vraag de Heere of het Woord tot je hart mag spreken. Sta je wel positief tegenover je voorganger, dan is dat fijn, maar dat wil nog niet zeggen dat je gehoorzaam bent. Bid God om gehoorzaamheid. Meen je dat je voorganger niet handelt volgens het Woord van God, maak dat dan bespreekbaar, maak het desnoods voor een tweede keer bespreekbaar. Als de Heere werkelijk een goed werk in je begonnen is, dan zal de predikant daar ook voor ingewonnen worden.”