Ouderenzorg moet investeren in zorg thuis
Ouderen moeten te veel moeite doen om zorg te krijgen. Dat moet veranderen, stelt Bert Op de Beek.
Veel kwetsbare ouderen kunnen of durven geen beroep op professionele zorg te doen. Als dat zo is, waarom zetten we dan toch weer in op loketten die juist van ouderen dat initiatief vragen? De zorg moet zelf in actie komen en ouderen eerder passende zorg bieden.In Nederland hebben bijna anderhalf miljoen ouderen fysieke, cognitieve en psychische beperkingen en moeten daarvoor een beroep op de zorg doen. Velen, en dan met name een groep van zo’n 250.000 kwetsbare alleenstaande ouderen, doen dat niet of onvoldoende. Ze weten de weg niet, kunnen of durven niet of missen daarvoor de energie. Het gevolg is dat zij niet de zorg en ondersteuning krijgen die ze eigenlijk nodig hebben. Maar juist door tijdige en passende zorg kunnen ouderen en zij die voor hen zorgen, langer en prettiger thuis blijven wonen.
Deze ”mismatch” is het gevolg van een sterk versnipperde organisatie- en behandelcultuur die niet alleen te medisch en te reactief is, maar die ook niet is ingesteld op preventie en integrale zorg. Wanneer de ouderenzorg kwetsbare ouderen écht centraal wil stellen, dan zal hij de problemen van ouderen eerder moeten onderkennen en eerder met passende zorg en ondersteuning moeten komen. Passend betekent hier tijdig, maar ook integraal. Want naast afgestemde specialistische zorg hebben ouderen ook behoefte aan hulp op het vlak van wonen en welzijn. Zo’n samenhangende geriatrische zorg is nu bijvoorbeeld in de maak in de regio Nijmegen.
Organisaties en zorgverleners in de ouderenzorg ontwikkelen hier een digitaal dossier waarin de vitale informatie van kwetsbare ouderen, hun mantelzorgers én zorgverleners wordt vastgelegd. Dat dossier moet over enige tijd de basis zijn voor een samenhangende geriatrische zorg die als het ware in het ziekenhuis begint en zich voortzet in elke zorgfase daarna.
Maar waar de ouderenzorg nu om reorganisatie en meer samenhang vraagt, zien we nieuw aanbod ontstaan dat de zorg nodeloos complex en nog onoverzichtelijker maakt. In hoog tempo verschijnen consultatiebureaus voor ouderen waar mensen op leeftijd terechtkunnen voor een controle van hun gezondheid en een advies over hun leefstijl. Voor veel partijen in de ouderen-zorg zijn deze loketten dé methode om ouderen eerder te bereiken en beter voor te lichten over de zorg die ze nodig hebben. Het is echter dubieus of deze loketten wel meerwaarde hebben in termen van bereik, doelmatigheid en kwaliteit. Buiten kijf staat dat veel ouderen profijt hebben van de nieuwe spreekuren. In de praktijk echter blijken het vooral de relatief gezonde ouderen te zijn die de consultatiebureaus bezoeken. Kwetsbare ouderen –de groep die moeilijk bereikbaar is en die het meest baat zou hebben bij een controle en advies– komen niet binnen op de inloopuren.
Afgezien van het beperkte bereik en de kosten die met de opzet van dergelijke bureaus gemoeid zijn, is een nieuwe eerstelijnsfunctie ook helemaal niet nodig. Preventieve ouderenzorg is immers al een taak van de huisarts?
Vooral voor ouderen is de huisarts een vertrouwenspersoon die volledig op de hoogte is van de situatie en geschiedenis van zijn patiënt. Moet uitgerekend deze huisarts nu gaan concurreren met een bureau dat vergelijkbare taken doet en de patiënt amper kent?
De ouderenzorg moet niet inzetten op nieuwe categorale zorg, maar de bestaande zorg beter coördineren en beschikbare kennis en expertise beter gebruiken.
Waar nodig moeten huisartsen hun preventieve ouderenzorg verbeteren. Dat kan door extra scholing maar ook door de huisartsenzorg zo in te richten dat kwetsbaarheid eerder kan worden onderkend.
Potentie om te veranderen heeft de zorg genoeg, daarvoor hoeven geen nieuwe loketten te worden ontwikkeld.
De auteur is freelancejournalist gezondheidszorg.