Obama op één lijn met Chavez
Wie had dat ooit kunnen denken? De Amerikaanse president Barack Obama en zijn Venezolaanse ambtgenoot Hugo Chavez waren deze week zomaar eensgezind. En wel in de veroordeling van de staatsgreep die zondag in Honduras werd gepleegd. Beiden eisten de onmiddellijke terugkeer van het verdreven staatshoofd Manuel Zelaya, die –in zijn pyjama– op een vliegtuig naar Costa Rica was gezet.
Om verschillende redenen – dat wel. Chavez nam het op voor een van zijn revolutionaire vriendjes die zich bij de linkse Bolivariaanse Alliantie had aangesloten. Obama hield het erop dat de democratische normen niet mogen worden geschonden en dat de verdrijving van Zelaya derhalve illegaal was.Obama zit in een lastig parket. Enerzijds moet Washington niets hebben van de linkse Manuel Zelaya, die ook nog eens van corruptie en machtsmisbruik wordt beschuldigd. Aan de andere kant doet het Witte Huis pogingen afstand te nemen van het interventionistische beleid dat de Verenigde Staten de afgelopen decennia ten aanzien van Latijns-Amerika voerden.
De VS waren dan ook weliswaar snel met een veroordeling van de coup in Honduras, daadwerkelijke acties bleven uit. De Amerikaanse ambassadeur werd niet uit Tegucigalpa teruggeroepen en de militaire en economische hulp aan het Midden-Amerikaanse land blijven gewoon in stand.
„Het zou een vreselijke fout zijn als we ons op een weg terug begeven naar een tijdperk waarin we militaire staatsgrepen beschouwen als een manier om politieke verandering door te voeren, in plaats van democratische verkiezingen”, aldus Obama in een verklaring.
Dat laatste is natuurlijk zonder meer waar. Latijns-Amerika kent helaas een lange traditie van militaire dictaturen – met alle gevolgen voor de bevolking van dien. Het schrikbewind van Pinochet, het kolonelsbewind in Argentinië en de repressie onder de Panamese leider Noriega zijn slechts enkele voorbeelden.
Hoewel de periode van militair ingrijpen in politieke aangelegenheden in de regio langzamerhand tot het verleden lijkt te gaan behoren, zijn de pogingen van leiders om in het zadel te blijven nog onverminderd hevig. Behalve het leger, staan machthebbers daartoe nog legio andere middelen ter beschikking.
Stembusfraude is natuurlijk de gemakkelijkste manier. Maar dat kan alleen als de grondwet meerdere ambtstermijnen voor een zittende president toestaat. Het is dan ook opvallend dat veel staatshoofden in Latijns-Amerika al snel na hun aantreden werk maken van een constitutioneel referendum. Met wisselend succes, overigens. Zo lukte het de Venezolaanse president Chavez in februari het volk achter een verlenging van zijn ambtstermijn te krijgen; de poging van zijn Hondurese collega Zelaya mislukte echter deze week, zij het wel op een onacceptabele wijze.
Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het leger zich in politieke aangelegenheden mengt, hoezeer het optreden van Zelaya ook is af te keuren. Het was echter aan de Hondurese bevolking geweest om zich in het te houden referendum tegen herverkiezing van het staatshoofd uit te spreken.
En zelfs als de Hondurezen zich kunnen vinden in een grondwetswijziging die herverkiezing van een zittend staatshoofd toestaat, dan nog hebben zij de mogelijkheid om bij de daadwerkelijk stembusgang hun stem op een andere kandidaat uit te brengen. Daarbij is het natuurlijk wel van doorslaggevend belang dat die verkiezingen eerlijk verlopen. Daar schort het in Latijns-Amerika nogal eens aan. Soms gebeurt dat niet eens door fraude met stembiljetten of openlijke intimidatie. Ook subtielere manieren, zoals het inzetten van staatsmedia en het bewerken van kiezers, kunnen heel effectief zijn.
Mr. Richard DonkReageren aan scribent?buza@refdag.nl.