Hollands welvaren in klederdracht
Titel:
”De dirigenten van de herinnering, musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940”
Auteur: Ad de Jong
Pagina’s: 687
Uitgeverij Sun, Nijmegen, 2001
Prijs: € 45 - Frau Antje, het Hollandse boter-kaas-en-eierenmeisje. Sinds 1961 het boegbeeld van de Nederlandse zuivelexport. Hollands welvaren in klederdracht. Een nationaal symbool. Mening bevestigend: Nederlanders lopen op klompen. Wat heeft het eigenlijk te maken met echte klederdracht? Die moet alleen ter plekke gedragen worden, of hoort op z’n best in een museum thuis.
Ad de Jong, medewerker van het Openlucht Museum in Arnhem, schreef een lijvig proefschrift waarop hij in 2001 promoveerde: ”De dirigenten van de herinnering”. De relatie tussen de titel en Frau Antje ligt niet voor de hand. Die wordt duidelijker bij het lezen van de ondertitel: Musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940. Frau Antje: nationaal symbool of museumstuk?
Uitgeverij Sun gaf een prachtige lay-out aan het boekwerk van De Jong. Jammer dat het niet gebonden is. In ieder geval werd een standaardwerk geleverd, wat al lezend en kijkend wel te volgen is, maar waarover moeilijk te schrijven valt. Daarom een paar lijnen, die mij opvielen.
Volkscultuur
Er is een tijd geweest dat Frau Antje in veel streken gemeengoed was. We schrijven dan 19e eeuw. Je viel op als je in burgerdracht was. Elk deel van ons land -maar in welk land was dat niet zo?- kende plaatsen of streken met karakteristieke klederdracht en gebruiken. Het platteland en de kuststreek waren vooral rijk bedeeld. Nederland was het land van sikkels blinken… en duurbetaalde vis. Men kon spreken van volkscultuur.
Het gaat dus over lokale cultuur, die op de een of andere manier tot nationale trots wordt verheven en later zelfs wereldtentoonstellingen en dergelijke haalt. De Hindelooper Kamer is daarvan een voorbeeld. Die dateert uit de tijd van Oostzeehandel, vanaf de Middeleeuwen tot en met de 17e eeuw. De kamer is overigens een bevestiging van het misverstand dat men bij lokale cultuur alleen maar moet denken aan in die streek gemaakte goederen en voorwerpen. Integendeel, menig ”mooie kamer” herbergde attributen van verre reizen.
Bij het wegvallen van de handel werd zo’n kamer een soort overblijfsel uit een rijk verleden. Het erfgoed tentoongesteld, je kon er zo binnenstappen. Bij het bekijken van de kamer verwachtte je als gast dat een van de bewoners zo een praatje kon komen maken. Dat is weer eens wat anders dan van een afstand een driedimensionaal schilderij bekijken.
De wijze van exposeren was dus een garantie voor succes. Het is niet moeilijk in de beschrijving een voorloper van een museum voor volkskunst te lezen. De stap naar het Nederlands Openluchtmuseum (NOM) is dan ook niet zo groot meer.
Musealisering
Van de Hindelooper Kamer tot het NOM had De Jong heel wat te beschrijven, want wat nu logisch lijkt is een hele ontwikkeling geweest. En als de attributen van een volkscultuur in een museum terechtkomen, hoe moeten ze dan getoond worden? Hebben we dan te maken met een wetenschappelijk verantwoorde expositie of mag het publiek interactief ronddolen in het verleden? Wetenschap of leervermaak, het is een lange, soms heftige stammenstrijd in de wetenschappelijke wereld. De huidige opzet van bijvoorbeeld het NOM doet vermoeden dat de tweede richting momenteel de overhand heeft.
De 19e eeuw is bekend als de eeuw waarin veel landen hun nationale grenzen kregen en het nationalisme vorm kreeg. Het is ook de eeuw van de industriële revolutie. Het platteland liep leeg naar de stad. Met die trek werd de kledij afgelegd en de grauwe voorschoot voorgedaan.
Volkscultuur werd zeldzamer en wie eraan dacht, kreeg heimwee. Het plattelandsleven werd geïdealiseerd en zelfs als de bakermat van het nationale gedachtegoed beschreven. Een reden voor het proces van musealisering, maar ook voor nationalisering van de volkscultuur.
Eerste films
De dissertatie van De Jong bevat een minibiografie over D. J. van der Ven, met zijn opponent de eerste directeur van het Openluchtmuseum, A. A. G. van Erven Dorens, de meest genoemde persoon in het boek. Deze journalist met belangstelling op het gebied van volkscultuur heeft een leven lang gewijd aan de popularisering van die cultuur. Het ligt voor de hand dat hij daarbij in conflict kwam met de wetenschappelijke opvattingen. Volkscultuur werd door hem aangegrepen om de Nederlandse identiteit te onderstrepen. Van zijn hand zijn de eerst films op dit gebied, waarmee hij een ruim publiek kon bewerken.
Hij was ook de onvermoeibare, niet klein te krijgen organisator van volksfeesten. Na de Eerste Wereldoorlog en de politiek dreigende tijd daarna kon het volk wel een oppepper gebruiken. Volksdansen, openluchtspelen, streektypische bruiloften en dergelijke passeerden de revue. En niet te vergeten een optocht met uitbeeldingen van volkscultuur. Er was veel lof, maar ook de kritiek was niet mals. Ontaardde de volkscultuur zo niet in een goedkoop soort folklore? En, hoe kun je uitbeelding van een beroep in een totaal onwerkelijke omgeving nog cultuur noemen? Of is hier sprake van gewoon volksvermaak? Is Frau Antje zoals ze thuis zou zijn of is ze gewoon een reclamepop?
Daarmee is dezelfde vraag gesteld als bij de musealisering, alleen was de strijd voor volksfeesten veel heftiger. Van der Ven kreeg weinig sympathie, hij heeft het er ook wel eens naar gemaakt.
Gevaarlijke brug
Bepaalde uitingen van volkscultuur bleken in de jaren dertig van de vorige eeuw een makkelijke brug tussen het nationalisme hier en de nazi-ideologie van de overzijde van de grens. Van der Ven heeft die brug zelf gelegd, of, als hij er al lag, niet opgehaald en daarmee de volkscultuur geen dienst bewezen. Het potentiële gevaar dat sommigen er in zagen, bleek waar. Nationalisme kan heel gevaarlijk zijn.
Aan de ander kant moet gezegd dat sommige van Van der Vens opvattingen om het grote publiek te bekoren nu opgeld doen, ook in het NOM, waar hij zo graag directeur van was geweest.
In ieder geval leerde het boek me waarom Frau Antje niet meer representatief is voor de gemiddelde Nederlander. Zij is geen nationaal symbool. Haar kleding, maar dan de echte, is zelfs al gemusealiseerd.