Bidden voor Joden in wij-vorm
Bidden om bekering van de Joden is geen gebed voor versterking van de eigen groep, schrijft ds. C. J. Meeuse. In de Bijbel gaat het om de bekering tot God. Wie deze bekering persoonlijk kent, zal met de Joden in de wij-vorm daarom bidden.
Tot tweemaal toe was in deze krant naar aanleiding van een bidstond voor de bekering van de Joden te lezen dat er niet gebeden mag worden voor hun bekering. Wim Kortenoeven, researcher van het CIDI, noemt zo’n gebed „respectloos” (RD van 16 juni). Joods-christelijke betrekkingen zouden erdoor beschadigd worden en het intellectuele gezag van de kerk ondermijnd. Dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, vindt dat er voor dit gebed een historische blokkade is (RD van 18 juni).Het meest trieste hierin is dat de tegenstanders van het gebed voor de bekering van Israël niet naar Gods Woord luisteren. Joden vinden in hun Tenach veel oproepen tot bekering. Christus en Zijn apostelen hebben ons voorgehouden dat we allemaal waarachtige bekering nodig hebben, een Bijbelse bekering.
Ik denk dat Kortenoeven en Plaisier uitgaan van een sektarisch bekeringsbegrip. Dan zoek je bekeerlingen te maken om de eigen groep te versterken. We bidden echter niet of God Joden tot ons bekeren wil, maar of zij en wij de bekering tot God mogen ervaren.
We lezen in Joël 2:12: „Nu dan ook, spreekt de Heere, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.” Gods oude bondsvolk keerde zich steeds van God af en kreeg te horen: „Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de Heere” (Jer. 3:14a). De ware bekering is een zich afkeren van de zonden of de eigengerechtigheid, om bij God vergeving, verzoening en vernieuwing te vinden. Tientallen Bijbelteksten bevestigen dit. Niemand kan in zichzelf voor God bestaan. Het werk van de Messias is onmisbaar voor vergeving van zonden en de Heilige Geest voor de verzoening met God. Daarom sprak Petrus op de pinksterdag: „Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” (Hand. 2:38). Waar kun je beter om bidden dan om zo’n waarachtige bekering?
Verwijt
Bekering is geen mensenwerk. In een gesprek met een Joodse voorganger in Rotterdam zei deze opeens tegen me: „Je wilt me toch niet bekeren?” Ik antwoordde: „Dat kan ik helemaal niet. Ik kan mijn eigen catechisanten ook niet bekeren. Ik wil u alleen vertellen wat Gods Woord ten diepste zegt en wat we allemaal nodig hebben en ik weet dat de Heilige Geest u kan overtuigen en bekeren.”
In dat gesprek bemerkte ik ook het verwijt aan het adres van de kerk vanwege de kruistochten, de pogroms en de Holocaust. Zijn christenen daar collectief schuldig aan? Je schaamt je er wel voor, maar ik heb ook gezegd dat een waar christen zoiets niet doet.
Anderzijds moeten wij de schuld van de dood van Christus niet ongenuanceerd bij het Joodse volk leggen. Iedereen die door Christus gezaligd wordt, leert eigen zonden kennen als de oorzaak van Christus’ dood. Dan staan we naast iedere Jood die in de schuld komt, en zijn we niets beter. Zie het op de pinksterdag. Petrus besluit zijn toespraak met: „Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt” (Hand. 2:36).
Kortenoeven noemt het schuldig verklaren van Joden gevaarlijk, omdat ‘christenen’ er een aanleiding in zochten om Joden te vermoorden. De oorzaak van die gruwelijke moordpartijen lag vooral in de hoogmoed van de daders, die eigen schuld niet kenden.
Blijde boodschap
Wie hoog van gevoelen is moet vrezen, zegt Paulus in Romeinen 11. Zelf bidt hij nadrukkelijk voor de bekering van zijn volk, zo hebben Van Tilburg Van Kooten in hun reactie (RD van 18 juni) al aangetoond. Ieder heeft bekering tot Christus nodig, opdat Hij wezenlijk onze Messias wordt. Hij sprak: „Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben” (Luk. 15:7).
Sommigen vinden dat christenen het recht verspeeld hebben om Joden het Evangelie te verkondigen. Er zou te veel schuld op de kerk liggen. Inderdaad is in de naam van God veel onrecht gepleegd tegen het Joodse volk. Maar wie vergeving vindt in het bloed van de Messias, mag die blijde boodschap anderen verkondigen. Die weet waarover hij spreekt.
Paulus heeft Gods gemeente vervolgd en wordt toch een prediker van het Evangelie. Had hij zijn rechten daartoe niet verloren? Nee, God wilde dat hij een voorbeeld zou zijn van de boodschap die hij verkondigde. Als wij persoonlijk bekering nodig kregen en ervoeren hoe dit verkregen mag worden, zullen we in de wij-vorm met de Joden bidden om die bekering, zoals Jeremia dit al deed: „Heere, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds” (Klaagl. 5:21).
De auteur is voorzitter van het Deputaatschap voor Israël, voor Evangelieverkondiging en diaconale hulpverlening, van de Gereformeerde Gemeenten.