Opinie

Chrysostomus

De 20e-eeuwse theoloog Hans Freiherr von Campenhausen, tijdens zijn leven een prominente kenner van de Vroege Kerk, heeft eens gezegd dat de preken van de kerkvader Chrysostomus „vermoedelijk als enige uit de hele Griekse oudheid” vandaag nog altijd goed „als christelijke preken” te lezen zijn, omdat deze preken iets laten zien „van het echte leven van het Nieuwe Testament, juist omdat zij zo zedelijk, zo eenvoudig en zo nuchter” zijn.

Goudriaan A. (Aza)
24 June 2009 08:08Gewijzigd op 14 November 2020 08:11

Deze uitspraak wordt aangehaald door Adolf Martin Ritter in een artikel over Johannes Chrysostomus als voorbeeld van adequaat „kerkelijk handelen.” Ritter, emeritus theologieprofessor van de universiteit Heidelberg en een vooraanstaand kerkhistoricus, publiceert erover in het Duitse Kerygma und Dogma (jaargang 58, 2009, aflevering 2).Het citaat van Von Campenhausen is één manier om de actualiteit van de Griekse kerkvader aan te geven: Chrysostomus is nog altijd actueel, omdat zijn preken dicht in de buurt van het Nieuwe Testament zijn gebleven. Er zijn ook andere manieren om de vraag naar zijn actualiteit te beantwoorden. Ritters artikel biedt verschillende handreikingen.

Om te beginnen: Chrysostomus was een heilige. In kerkelijk opzicht is Ritter een lutheraan en hij legt eerst uit hoe hij als protestant met een goed geweten Chrysostomus een ”heilige” kan noemen. Dat is niet zo’n moeilijke opgave, omdat bijvoorbeeld de Augsburgse Geloofsbelijdenis van 1530 al aanbeval dat de christen zijn eigen geloof zou „versterken” door te letten op de heiligen en hoe zij genade hebben ontvangen. Heiligen zijn volgens Ritter de armen van geest uit Mattheüs 5, die hun geweten volgen en tegen de stroom ingaan. Chrysostomus was zo iemand.

Ritter zelf noemt diverse andere kenmerken van Chrysostomus’ werkzaamheid waaraan de kerk van vandaag zich nog altijd kan spiegelen. Bijvoorbeeld: in 1912 typeerde Adolf von Harnack de kerkvader Chrysostomus als de ”Bijbelman” bij uitstek onder de kerkvaders. Chrysostomus was onvermoeid bezig om in zijn kerk de Bijbel uit te leggen en er interesse voor te kweken. Hij preekte, schreef Bijbelcommentaren en spoorde zijn stadsgenoten ook aan tot Bijbelstudie thuis. Deze focus op de Bijbel is volgens Ritter vandaag de dag bijna nog actueler dan in Chrysostomus’ vijfde eeuw.

Het monnikendom van Chrysostomus’ dagen is in het protestantisme weliswaar verdwenen, maar aan de authentieke toewijding en beslistheid die ermee verbonden waren, bestaat nog steeds behoefte. Ook bewogenheid met de armen en een helder verantwoordelijkheidsbesef aan de kant van de rijken zijn nog altijd urgent. Een uitzonderlijk redenaarstalent was de aanleiding voor Johannes’ bijnaam (Chrysostomus: gulden mond). De kerkvader benutte ten volle de welsprekendheid. Volgens Ritter zou het goed zijn als (aanstaande) predikanten beter in de welsprekendheid getraind zouden worden.

„Is het menselijke embryo al een mens?” Onder die titel publiceert Gabriela Brahier uit Basel in het Theologische Zeitschrift (jaargang 65, 2009, aflevering 1) een analyse van kerkelijke en theologische stellingnamen rondom de totstandkoming van de Duitse embryowet van 2002. De officiële lijn van zowel de Protestantse Kerk van Duitsland (EKD) als de Rooms-Katholieke Kerk was dat het embryo vanaf de conceptie een mens is en wettelijke bescherming verdient. Brahier heeft vragen bij wat zij noemt de sterk „biologische” invalshoek van deze officiële kerkelijke opvatting.

Typerend voor de protestantse mensvisie is volgens haar dat „het specifieke van de mens in zijn Godsrelatie en dus in een relatiegebeuren” wordt gelokaliseerd. Deze relationele invalshoek werd destijds ook door protestantse ethici zoals Johannes Fischer en Klaus Tanner gehanteerd, die tot de conclusie kwamen dat gebruik van embryonale stamcellen voor onderzoeksdoeleinden onder bepaalde voorwaarden ethisch verantwoord kan zijn.

De relationele benadering roept echter meer vragen op dan zij beantwoordt. Het is moeilijk om een relatie te benoemen die exclusief kenmerkend is voor de mens (de relatie tussen schepsel en Schepper is dat niet), en die tegelijk zo algemeen-menselijk is dat aan geen mens het mens-zijn en de beschermwaardigheid worden ontzegd.

Tijdens het nu lopende Calvijnjaar ontkwam ook het Duitse tijdschrift Evangelische Theologie niet aan een aflevering over de Geneefse reformator (jaargang 69, 2009, aflevering 2). Onder de titel ”Calvijn als bijbeluitlegger te midden van de antieke filosofen” schetst de Amerikaanse hoogleraar David C. Steinmetz hoe de reformator omging met de verschillende filosofische scholen uit de oudheid.

In de zestiende eeuw behoorden deze wijsgerige tradities eenvoudigweg tot het normale denkkader van geleerden, Calvijn niet uitgezonderd. Calvijn ging selectief met de filosofen om en koos zorgvuldig uit wat met het christelijke geloof verenigbaar was. Met Plato’s onsterfelijke ziel, de stoïcijnse voorzienigheid en Cicero’s algemeen-menselijke Godsbesef kon hij uit de voeten, met Epicurus’ filosofie niet.

Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit AmsterdamReageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer