Binnenland

Jhr. mr. De Savornin Lohman: Helpen maakt gelukkiger

Hij stamt uit een adellijk geslacht dat al vele jaren op hoog niveau een bijdrage levert aan het openbaar bestuur van Nederland. Zijn eigen betrokkenheid op de samenleving wordt, zegt hijzelf, mede gekleurd door het CHU-gen dat de familie meekreeg van de man die in de negentiende eeuw streed voor het bijzonder onderwijs, jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman. Zelf is hij niet zozeer in de politiek als wel in de charitas actief; al geruime tijd leidt hij de protestants-christelijke Johanniter Orde, die morgen zijn eeuwfeest viert. Jhr. mr. Pieter de Savornin Lohman (61): „Je inzetten voor anderen doet iets met jezelf. Je wordt er gelukkiger van.”

19 June 2009 10:56Gewijzigd op 14 November 2020 08:10
Jhr. mr. Pieter de Savornin Lohman ontmoet in zijn werk regelmatig ambassadeurs van andere landen. „Zij verbazen zich soms over de deelname van de ChristenUnie aan het kabinet”, zegt hij. Foto RD, Anton Dommerholt
Jhr. mr. Pieter de Savornin Lohman ontmoet in zijn werk regelmatig ambassadeurs van andere landen. „Zij verbazen zich soms over de deelname van de ChristenUnie aan het kabinet”, zegt hij. Foto RD, Anton Dommerholt

Hij werd zich zijn adellijke afkomst vooral bewust tijdens zijn studententijd in Leiden, toen anderen hem er vragen over stelden. Thuis, bij zijn ouders in Den Haag, was de familiegeschiedenis nauwelijks onderwerp van gesprek. Aan tafel kwamen vooral politieke en maatschappelijke thema’s aan bod. „In ons gezin –mijn ouders kregen vier kinderen– werd tamelijk heftig gediscussieerd. We voerden graag allemaal het woord”, zegt Pieter de Savornin Lohman.Lastig om jonkheer te zijn in de roerige jaren zestig en zeventig?

„Er was in die tijd een kritische houding tegenover het establishment. Sommigen vonden het vervelend dat zij van adel waren. Dat heb ik nooit gehad, al gaf het overigens ook niet veel voordeel.”

Wat betekent het voor u blauw bloed te hebben?

„Ik herken mij in de gedachte dat je familietraditie zekere verplichtingen met zich meebrengt. Nee, ik loop niet rond met het idee: ik moet mijzelf waarmaken. Maar ik zie wel dat mijn levenshouding voor een deel wordt bepaald door het idee dat ik me vanuit mijn achtergrond wil inzetten voor de samenleving waartoe ik behoor.”

Uw familienaam duikt overal op: straten en scholen zijn ernaar vernoemd. Wat doet dat met u?

„In mijn baan als ambassadeur bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens word ik er wel eens door diplomaten op aangesproken. „Ik zag een laan die jouw naam draagt, hoe kan dat?” Ik leg altijd uit dat die naam niet naar mij, maar naar een voorvader verwijst.

Ondanks die uitleg blijven mensen op een bepaalde manier naar mij kijken. Toch maar bijzonder, hoor ik ze dan denken.”

Het ís toch ook bijzonder?

„Mee eens. Maar er zijn meer families naar wie lanen en straten zijn vernoemd.”

Vanwaar die relativering?

„Wij zijn opgevoed vanuit het standpunt: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Je loopt niet met je adellijke afkomst te koop.”

Mag dat niet?

„Dag mag wel, maar het wordt snel als pompeus en overdreven ervaren. Er zijn mensen die zich erop laten voorstaan. Dat komt niet goed over. Terecht zeggen anderen dan: Kan het niet een beetje gewoner?”

De naam waarnaar op straatnaambordjes wordt verwezen, is van Alexander F. de Savornin Lohman, CHU-politicus die zij aan zij met Groen van Prinsterer streed voor het bijzonder onderwijs. Hoe loopt de lijn van hem naar u?

„Ik ben geen rechtstreekse nazaat van de grote A. F., zoals hij in de familie wordt genoemd, maar ik stam af van zijn broer, mijn overgrootvader. Zowel hij als Alexander legde grote betrokkenheid bij allerlei maatschappelijke ontwikkelingen aan de dag. A. F. was minister van Binnenlandse Zaken en richtte de CHU op; hij is dus een van de ”founding fathers” van het CDA.”

Veel mensen van adellijke komaf hechten grote waarde aan etiquette. Kreeg u er als kind veel van mee?

„Niet anders dan andere leeftijdgenoten, vermoed ik. De hoi- en doegcultuur van tegenwoordig was indertijd niet aanwezig. Mensen die ouder waren dan jijzelf, sprak je beleefd aan. Dat deed iedereen.

Natuurlijk, we kregen ook min of meer spelenderwijs allerlei regels mee: over het gebruik van mes en vork bij een maaltijd, over de manier waarop je een das draagt. Maar het ging niet zozeer om al die gebruiken als wel om een vorm van wellevendheid: zorg ervoor dat anderen zich in jouw omgeving op hun gemak voelen.”

Speelde uw kennis van de etiquette een rol bij uw benoeming in het jaar 2000 tot directeur protocol van het ministerie van Buitenlandse Zaken?

„Niet direct. De functie omvat meer dan het letten op de regels voor de onderlinge omgang van staatshoofden, ambassadeurs en diplomaten. Zij heeft ook te maken met de manier waarop staatsbezoeken worden georganiseerd. Allerlei vragen komen daarbij om de hoek kijken: niet alleen hoe de tafelschikking bij een koninklijk diner eruitziet, maar ook welke bezoeken de staatshoofden afleggen, welke mensen zij willen spreken en hoe zij worden beveiligd.

Voor de functie van directeur protocol zijn geduld, inlevingsvermogen en flexibiliteit absolute voorwaarden. Dat komt omdat je vaak te maken hebt met mensen uit heel andere culturen. Telkens weer is het mij opgevallen hoe zakelijk en direct wij als Nederlanders zijn. Bij ons is ja ja en nee nee. In andere culturen betekent ja misschien, soms zelfs nee.

Ik heb meegemaakt dat bij de voorbereiding van een staatsbezoek werd gezegd: Onze president verwacht wel een eredoctoraat. Waarop ik moest uitleggen dat de overheid in Nederland niet over zulke onderscheidingen gaat. Dat vraagt veel tact. Voor je het weet beledig je de ander.”

U bent medeverantwoordelijk geweest voor zowel staatsbezoeken die koningin Beatrix aan het buitenland bracht als voor bezoeken van staatshoofden aan Nederland. Komt er veel bij de organisatie van zo’n bezoek kijken?

„Ik kan wel zeggen: Heel veel. Alles moet van minuut tot minuut en tot in de puntjes worden voorbereid. Niets mag aan het toeval worden overlaten. Voor een staatshoofd zou het buitengewoon onplezierig zijn als hij in een lastige situatie verzeild zou raken of in verlegenheid zou worden gebracht door omstandigheden die normaal gesproken te voorkomen zijn.

Protocol biedt houvast. Het zorgt ervoor dat de onderlinge contacten in goede banen worden geleid. Iedereen weet precies waar hij aan toe is, aan welke tafel hij moet plaatsnemen bij een diner en op welke manier hij de ander aanspreekt.”

Van koningin Beatrix is bekend dat zij met grote precisie haar werk doet. Heeft dat nooit op uw zenuwen gewerkt?

„Het tegendeel is het geval. Mensen in haar omgeving weten precies waar ze aan toe zijn. De koningin is zeer bereisd, zij heeft veel landen bezocht, verdiept zich intensief in uiteenlopende culturen en laat zich altijd optimaal voorlichten over ’s lands wijs en ’s lands eer.

De koningin is er zeer op gesteld dat staatsbezoeken stijlvol verlopen: niet overdreven, niet stijf, maar waardig. Ik heb er grote waardering voor.”

Is uw kijk op koningin Beatrix door uw werk veranderd?

„Ik heb zowel in mijn functie van plaatsvervangend directeur van het kabinet der Koningin als van directeur protocol bevestigd gezien wat ik daarvoor al had waargenomen: koningin Beatrix werkt buitengewoon hard en vervult haar verantwoordelijkheden buitengewoon serieus. Al dertig jaar. Ik ben daar diep van onder de indruk.”

Ook als ambassadeur bij de OCPW heeft u intensieve contacten met diplomaten en expats. Voelen zij zich nog een beetje thuis in Nederland?

„In het verleden hoorde ik nog wel eens wat gemopper onder buitenlanders. Nederland en de gemeente Den Haag wisten de ene internationale organisatie na de andere naar zich toe te halen, maar de medewerkers van al die instellingen ervoeren ons land en de stad niet echt als zorgzame gastheer. De gezondheidszorg steekt onbegrijpelijk in elkaar, de overheid werkt bureaucratisch én de politie deelt maar bonnen aan ons uit, klaagden ze.

Inmiddels is er naar mijn indruk veel verbeterd. Zo heeft het gemeentebestuur van Den Haag een speciaal loket voor expats geopend. Zo hoort het ook, vind ik. Je hoeft je gasten niet in de watten te leggen, maar je moet er wel voor zorgen dat zij zich op hun gemak voelen.”

Is het voor ambassadeurs en diplomaten moeilijk om de Nederlandse identiteit te begrijpen?

„Ik merk dat velen van hen waardering, zo niet bewondering, voor ons land hebben. Dat zo’n klein land zo’n grote economie heeft, zo veel handeldrijft in zo veel landen en zich zo actief kan bewegen in de internationale gemeenschap, dat spreekt hen erg aan.”

Volgen zij het debat onder Nederlanders over hun identiteit?

„Ja, en niet zonder verbazing. Er zijn niet zo veel landen ter wereld die hun eigen identiteit ter discussie stellen. De Fransen zullen dat nooit doen, de Duitsers evenmin, de Britten ook niet.”

Bent u mét hen verbaasd?

„In zekere zin wel. In tegenstelling tot landen als Frankrijk en Engeland is ons zelfbewustzijn de laatste jaren afgenomen. Ten onrechte, want we zijn een sterk land met een heel eigen karakter. Vanwege de ligging aan zee zijn we extern gericht. Tegelijk hebben we een calvinistische inslag. Daarover moeten we niet denigrerend doen. Nederlanders doen hun werk met veel inzet en verantwoordelijkheidsbesef.”

Hoe kan het zelfbewustzijn worden versterkt?

„Premier Balkenende zei onlangs dat hij verlangt naar de VOC-mentaliteit. Dat soort opmerkingen stuit hier en daar weliswaar op kritiek, maar naar mijn mening zijn de meeste mensen het roerend met hem eens. Belangrijk is dat we ons voor elkaar verantwoordelijk weten en dat we met elkaar een bijdrage leveren aan een goede samenleving.

Minister Plasterk pleitte vorige maand voor meer gestrengheid op scholen. Ik dacht: Hij heeft gelijk. Kijk alleen maar naar de manier waarop leerlingen tegenwoordig een schoolgebouw binnengaan: allemaal tegelijk. Oudere scholieren duwen jongere opzij en dringen voor. Waarom zo chaotisch?

Gestrengheid heeft een negatieve waarde, maar er zit wel wat in. Het onderwijs moet vooral leuk zijn. Alles moet leuk zijn: de politiek, het bedrijfsleven, de gezondheidszorg. Dat kan toch niet? Je werkt toch niet alleen maar omdat dat leuk is? Er moet ook gewoon brood op de plank komen. Daarom is er behoefte aan een goede balans tussen leuk en noodzakelijk.”

Wat kunnen christenpolitici in hun strijd voor meer maatschappelijk fatsoen leren van uw voorvader, jhr. A. F. de Savornin Lohman?

„Ik denk dat zij zich vooral kunnen laten inspireren door de houding waarmee hij politiek bedreef. Hij was een zeer gewetensvol, toegewijd man met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Een uitgesproken jurist, een soort Donner van nu.

Er zijn veel positieve ontwikkelingen in de samenleving waarvoor we onze ogen niet moeten sluiten. Maar de balans tussen rechten en plichten, tussen individuele vrijheden enerzijds en maatschappelijke verantwoordelijkheid anderzijds, staat onder druk. Dat gevoel hebben veel mensen. Politici moeten die onbalans benoemen en blijven oproepen tot een beter besef van goede waarden en normen. Dat mensen je soms weghonen, moet je op de koop toe nemen.

Hoewel ik zelf in hart en nieren CDA’er ben, ben ik blij met de deelname van de ChristenUnie aan de regering. Soms vragen buitenlandse collega’s mij: „Hoe zit het met die CU’ers? Zij zijn toch voor Bijbelse politiek? Hoe kunnen zij dan meeregeren? Nederland wil toch juist dat alles mag?” Ik wijs dan altijd op het belang van een regeringspartij die klip-en-klaar de vinger legt bij de noodzaak van waarden en normen.”

Sinds 2004 geeft u leiding aan de Johanniter Orde in Nederland, een organisatie van de protestants-christelijke adel op het terrein van de charitas. Waarom zet u zich zo graag voor de orde in?

„Prins Bernhard, die vijftig jaar lang landcommandeur van de orde is geweest, heeft mij in 1986 tot ridder geslagen tijdens een jaarlijkse Ridderdag in Zeist. Ik trad toe omdat ik mij aangesproken voelde door de christelijke bezieling waarmee de Johanniters hulp bieden aan mensen in nood. Een belangrijk uitgangspunt bij al het werk voor zieken, bejaarden, eenzamen en mensen aan de zelfkant van de samenleving zijn voor mij de zaligsprekingen van Jezus. Die inspireren tot dienstbetoon, vind ik.”

De orde voert jaarlijks een breed scala aan activiteiten uit, variërend van het organiseren van vakantieweken voor mindervaliden tot opvang van daklozen. Is de gelijkwaardigheid tussen hulpgevers en -ontvangers niet in het geding, gelet op de adellijke komaf van de eersten?

„Op geen enkele manier. Mensen die in de orde actief zijn, hebben geen enkele behoefte zich op hun afkomst te laten voorstaan. Dan zouden zij hulp aanbieden vanuit een ivoren toren. Het tegendeel is het geval. Zowel degene die hulp biedt als degene die hulp ontvangt geniet van het werk. Als je je inzet voor anderen, doet dat ook iets met jezelf. Je wordt er gelukkiger van.”

De orde gaat terug op de kruistochten: ridders van de orde hielpen niet alleen pelgrims in het Heilige Land, maar ook gewonde ridders. Is die associatie met die bloedige operaties in de middeleeuwen wel zo prettig?

„Wat ik altijd zal benadrukken is het feit dat de orde is ontstaan om te zorgen voor de zieken en gewonden in het Heilige Land. Die hulp werd zonder aanzien des persoons geboden. Niettemin zal ik niet ontkennen dat wij bij de kruistochten waren betrokken. Maar ik zeg er wel bij: Dat is negen eeuwen geleden en ik denk niet dat wij binnenkort nog een keer ten strijde trekken richting Israël.”

Prins Hendrik richtte de orde honderd jaar geleden op, prins Bernhard was tot aan zijn dood landcommandeur. Waarom volgt kroonprins Willem-Alexander hem niet op?

„De kroonprins is als rechtsridder bij onze organisatie betrokken. Aan die band hechten we zeer. De vraag is of hij straks als koning een actieve rol in onze organisatie kan spelen. Daar hebben we vooralsnog geen antwoord op.”

Straks als koning… Heeft u enig idee wanneer de prins de kroon van zijn moeder overneemt?

„Ik kan er niets over zeggen, behalve dan dat ik de indruk heb dat Willem-Alexander geheel op zijn functie is voorbereid. Er is er maar één die op dit punt de knoop doorhakt: de koningin zelf.”


Levensloop

Jhr. mr. Johan Pieter de Savornin Lohman (1948) groeit op in Den Haag en gaat na het gymnasium een rechtenstudie volgen aan de Universiteit Leiden. In 1980 begint hij aan een loopbaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, nadat hij eerst enkele jaren elders bij de overheid heeft gewerkt. Hij wordt betrokken bij de ontwikkeling van het vredes- en veiligheidsbeleid.

Van 1994 tot 2000 wordt De Savornin Lohman gedetacheerd als plaatsvervangend directeur bij het kabinet der Koningin. Van 2000 tot 2007 is hij directeur kabinet en protocol bij Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid is hij medeverantwoordelijk voor de organisatie van staatsbezoeken en het wegwijs maken van ambassadeurs en diplomaten in Nederland. Vanaf 2008 is hij ambassadeur bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens in Den Haag.

Sinds 2004 is De Savornin Lohman coadjutor van de Johanniter Orde in Nederland, een protestants-christelijke, adellijke vereniging die zich inzet op charitatief terrein. De orde, waarbij zo’n 600 edelen, zowel ridders als dames, zijn aangesloten, werd honderd jaar geleden opgericht door prins Hendrik, gemaal van koningin Wilhelmina.

De Savornin Lohman is gehuwd met Renée van Haselen. Zij hebben twee dochters.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer