Een brug te ver
Nu de directie van het toekomstige Nationaal Historisch Museum (NHM) te kennen heeft gegeven de canon van de geschiedenis niet als leidraad voor de inrichting van haar tentoonstelling te gebruiken, hoeft ze niet op zoek naar een alternatief. Het debat, woensdag, in de Kamer heeft als bijvangst een centraal thema in de Nederlandse geschiedenis boven water gehaald. Tot op de dag van vandaag wordt de historie van ons land gestempeld door „hooglopende discussies over onbenullige onderwerpen.”
Het is immers te dol voor woorden dat bewindslieden en Kamerleden zich zo druk maken over de locatie van het NHM. Was oorspronkelijk besloten dat dit nieuwe museum naast het reeds bestaande Openluchtmuseum in Arnhem zou komen, de directie van de nieuwe bewaarplaats van de geschiedenis wilde het in het centrum van Arnhem naast de John Frostbrug, die beroemd geworden is door de Slag om Arnhem in 1944. Volgens de leiding van het NHM zou dat kostenbesparend zijn omdat er in het stadscentrum voldoende parkeergelegenheid is, terwijl op de andere locatie een garage (begrootte kosten 40 miljoen) moet worden gebouwd.Minister Plasterk ging vorig najaar akkoord met deze keus van de museumdirectie, maar meldde dat pas zeer recent aan de Kamer. Die fluit hem nu terug. Het NHM in het centrum van Arnhem is een brug te ver; het moet komen op de locatie die oorspronkelijk is gekozen. Plasterk heeft –enigszins zuinigjes– toegegeven dat hij het parlement buiten spel heeft gezet. Misschien is dat wel het belangrijkste pijnpunt voor de Kamer. Blijft, dat het kleinzielig is om over de exacte vestigingsplaats zo’n debat te voeren. Dit is besturen op de vierkante millimeter. Ook als het gaat om het NHM zijn er thema’s die er meer toe doen dan de locatie.
Het plan voor een dergelijk museum komt van de SP’er Marijnissen en de CDA’er Verhagen. Het zou volgens hen moeten bijdragen aan een beter begrip van de Nederlandse historie en identiteit. In hun argumentatie wezen ze op het belang van kennis van chronologie en samenhang in de geschiedenis. De canon van de geschiedenis zou het fundament moeten vormen voor de inrichting van het NHM.
Marijnissen en Verhagen legden daarmee de vinger bij een belangrijk pijnpunt. Over belangstelling voor geschiedenis valt niet te klagen. Men behoeft alleen maar naar het aanbod van uitgevers te kijken.
Maar kennis van de chronologie en de samenhang in de geschiedenis is desondanks zeer beperkt. Wie kent nog jaartallen uit zijn hoofd? Het onderwijs doet daar weinig aan. Ook op school wordt de geschiedenis thematisch aangeboden.
Het is daarom onbegrijpelijk dat de directie van het toekomstig NHM heeft gezegd de canon van de geschiedenis niet te willen gebruiken als leidraad en te kiezen voor een thematische opzet. Weliswaar heeft zij enkele weken geleden toegegeven dat chronologie belangrijk is, maar ze heeft niet gezegd hoe ze dat straks wil uitwerken. Met de keus voor een thematische opzet is een belangrijk argument voor het stichten van een NHM weggevallen. Ook dat is een brug te ver.