Opinie

Levenslang niet per se levenslang

Levenslang gestraften moeten enig perspectief op vrijlating houden, heeft de Hoge Raad dinsdag bepaald. Volgens mr. Wiene van Hattum betekent dit dat het huidige uitgangspunt dat levenslang echt levenslang is, aangepast moet worden.

17 June 2009 09:25Gewijzigd op 14 November 2020 08:09
„Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in enkele recente uitspraken bepaald dat aan levenslang gestraften perspectief moet worden geboden op invrijheidsstelling. Dat is een eis van menswaardigheid. Dit uitgangspunt is gisteren door de hoogste
„Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in enkele recente uitspraken bepaald dat aan levenslang gestraften perspectief moet worden geboden op invrijheidsstelling. Dat is een eis van menswaardigheid. Dit uitgangspunt is gisteren door de hoogste

De Hoge Raad deed dinsdag uitspraak in een zaak waarin een levenslange straf was opgelegd. Het belangwekkende van dit arrest is dat het hoogste rechtscollege zich daarin uitspreekt over het karakter van de levenslange straf. De raad sluit zich aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en laat vervolgens zijn licht schijnen over de Nederlandse regel­geving. Levenslang opleggen mag, maar daarbij mag niet elk vooruitzicht op invrijheidstelling aan de veroordeelde worden onthouden. Wat betekent dat nu in de praktijk?Even een korte blik in de geschiedenis. Nederland kent net als vele andere landen de levenslange gevangenisstraf. Deze straf werd in 1870 ingevoerd als opvolger van de doodstraf. Bij die gelegenheid maakten diverse Kamerleden zich zorgen dat een levenslange straf ”te zwaar” en daardoor inhumaan zou zijn. Aan dat bezwaar werd in de praktijk tegemoetgekomen. Tot 1986 is een gratiebeleid gevoerd dat tot doel had levenslang gestraften op den duur in vrijheid te stellen, zo dat mogelijk was.

Vanzelfsprekend moest gewaarborgd zijn dat niet iemand in vrijheid werd gesteld die in herhaling zou kunnen vervallen. Gratieverlening was dan ook geen zekerheid. De praktijk tot 1986 wijst echter uit dat in vrijwel alle gevallen op den duur gratie kon worden verleend en wel lang voordat de veroordeelde hoogbejaard of ernstig ziek was.

Sinds enige jaren is dit beleid verlaten. Daarvoor in de plaats kwamen uitspraken van de betrokken bewindspersonen die er haaks op staan, zoals: „Levenslang is gewoon voor de rest van het leven”, en: „Het verblijf in de gevangenis is uiteraard niet gericht op terugkeer in de samenleving.”

Menswaardigheid

De praktijk is ook veranderd. Niet meer wordt bij levenslange straffen na verloop van tijd beoordeeld of de straf nog wel een redelijk doel dient. De verdachte die de straf nu hoort eisen, moet er wat de bewindslieden betreft van uitgaan dat de straf duurt tot zijn dood. In die benadering maakt het niet uit welke invloed de straf op de veroordeelde heeft en ook niet of hij een ontwikkeling doormaakt, bijvoorbeeld van ontkenning van de feiten naar inzicht en werkelijk berouw.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in enkele recente uitspraken bepaald dat aan levenslang gestraften perspectief moet worden geboden op invrijheidsstelling. Dat is een eis van menswaardigheid. Dit uitgangspunt is gisteren door de hoogste rechter over­genomen.

In zijn uitspraak zei de Hoge Raad dat aan levenslang gestraften in Nederland „niet ieder perspectief op vrijlating mag worden onthouden.” Hoe dat perspectief eruit moet zien, daarover deed hij geen uitspraak, want dat behoort niet tot zijn taak. Wel gaf hij een voorzetje aan de wetgever: een periodieke toetsing „kan een geëigend middel zijn.”

Tegelijk oordeelde de Hoge Raad echter dat de huidige regelgeving voldoet aan de minimumeisen van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Van een concreet geval waarin geen sprake is van enig perspectief is nog niets gebleken. Pas in een dergelijk geval kunnen de oplegging en de verdere tenuitvoerlegging van levenslange straf in strijd komen met het verdrag.

Handschoen

De uitspraak dwingt tot bijstelling van het huidige beleids­uitgangspunt en vraagt om een verdere invulling van de woorden „perspectief op vrijlating.” Na hoeveel jaar en onder welke voorwaarden kan een levenslang veroordeelde daarvoor in beginsel in aanmerking komen, en wat weegt bij die beslissing allemaal mee? Hoe kan ook recht worden gedaan aan belangen van slachtoffers en nabestaanden?

Wellicht is de wetgever zo wijs om de handschoen op te pakken en regelgeving te maken die meer rechtszekerheid biedt. Voorlopig is het aan de rechtspraktijk om het perspectief nader in te vullen.

De auteur is universitair docent strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en voorzitter van het Forum humane ten­uitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer