De hogepriester als een levend schilderij
Israël heeft niet om hem gevraagd en Mozes en Aäron hebben hem niet bedacht: de figuur van de hogepriester is ons door God gegeven als een heenwijzing naar de enige Hogepriester, aldus ds. C. A. van Dieren. „Hij is als een levend schilderij.”
De predikant van de gereformeerde gemeente in Rijssen-Noord sprak zaterdag samen met dr. P. de Vries, hersteld hervormd predikant in Waarder, op een symposium van de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi over ”Zie het Lam Gods – het hogepriesterlijke ambt van Christus”. Ds. Van Dieren sprak onder de titel ”Opdat vervuld zou worden…” over de hogepriester in het Oude Testament. Ds. De Vries sprak over ”Het is volbracht”, over de hogepriester in het Nieuwe Testament.Ds. Van Dieren trok in zijn lezing een groot aantal lijnen van de hogepriester naar het Nieuwe Testament, te beginnen bij de zalving. „Zoals volgens Psalm 133 de zalf waarmee de hogepriester werd gezalfd van zijn hoofd afdroop naar de rest van zijn lichaam, zo is ook Christus als hoofd eerst gezalfd en volgt daarna de zalving van Zijn lichaam, de gemeente.”
De hogepriester moest verder nuchter zijn als hij naar de tent der samenkomst ging, om niet verzwakt te worden en om goed geestelijk onderscheid te kunnen maken. Ook dat wijst op Christus, volgens de predikant uit Rijssen. „Bij het laatste avondmaal zegt Jezus dat hij geen wijn meer zal drinken tot Hij die in het koninkrijk nieuw zou drinken. Op dat moment staat Hij op het punt om zijn hogepriesterlijk werk te gaan doen. Aan het kruis weigerde Hij de edik: Hij moest zich volkomen bewust zijn van wat Hij deed.”
Aan de zoom van de kleding van de hogepriester hing een aantal gouden klokjes, waardoor de hogepriester overal gehoord werd. „Alleen op grote verzoendag droeg hij dit kleed niet. Het werk wat hij dan deed, gebeurde in stilte en onzichtbaar achter de gordijnen. Zo wandelen we ook in geloof en niet in aanschouwen”, aldus ds. Van Dieren.
Ds. De Vries, docent aan het hersteld hervormd seminarie, noemde het hogepriesterlijk werk van Christus „centraal” ten opzichte van het koninklijk en profetisch ambt, maar waarschuwde wel dat verzelfstandiging van het priesterlijk werk kan leiden tot „goedkope genade.” De predikant uit Waarder onderscheidde twee elementen van het hogepriesterlijk werk: het offer en de voorbede. Volgens De Vries is het opmerkelijk hoe de Hebreeënbrief deze twee elementen nieuwe betekenis geeft ten opzichte van het Oude Testament. „In het Oude Testament werd het offer voortdurend herhaald, en was er maar een keer per jaar voorbede. In Christus is dat andersom: het offer is eens en voorgoed geschied en de voorbede duurt altijd voort.”
Op deze manier maakt de Hebreeënbrief duidelijk dat Christus voortaan de enige ware hogepriester is, aldus ds. De Vries. „Tegenover veelheid en herhaling staat nu het eens en voorgoed.”
Iets van de inhoud van de voorbede van Christus zien we vooraf geschaduwd in het hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17. „Dankzij de voorbede van Christus is er een kerk en wordt zij bewaard in eenheid van het geloof. Om die eenheid heeft Christus gebeden en door die eenheid zou ook de wereld tot geloof gebracht worden.”
Het gaat hierbij om een innerlijke eenheid, aldus ds. De Vries. „Deze eenheid heeft wel organisatorische consequenties, maar dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat de plaatselijke gemeente het beeld van Christus vertoont.”