Op de puinhopen van de schepping
De schepping is niet meer wat ze geweest is. Omdat Adam at van de verboden vrucht is de aarde „vervloekt”, zo valt in Genesis 3 te lezen. Doorns en distels zouden er voortaan groeien.
Hoe het vóór die tijd was valt af te leiden uit een beschrijving van de profeet Jesaja van de nieuwe aarde: „En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in den kuil van den basilisk.”Het is dan ook opvallend dat de apostel Paulus zo positief spreekt over de schepping. In zijn brief aan de Romeinen schrijft hij dat Gods „onzienlijke dingen” (Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid) „van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien” worden. Met andere woorden: uit de schepselen kunnen we afleiden dat er een almachtige en eeuwige God moet zijn. En dat is, aldus Paulus, „van de schepping der wereld aan” zo geweest.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis sluit bij deze woorden van Paulus aan als het gaat over de middelen waardoor God wordt gekend. De toon is zelfs nog wat poëtischer dan bij Paulus. Guido de Brès omschrijft de wereld als „een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen.”
En daar valt veel voor te zeggen. Wie in de natuur zijn ogen goed de kost geeft, kan zich alleen maar verwonderen over de genialiteit van de Ontwerper. De rijkdom aan soorten en variaties is overweldigend. En zelfs de eenvoudigste organismen zijn complexer dan mensen ooit kunnen uitdenken.
Niet voor niets bestuderen wetenschappers al jaren de spin, die zo’n oersterke en toch elastische draad weet te fabriceren. ’t Zou toch best handig zijn als de mens ook zoiets zou kunnen presteren? En dan te bedenken dat Paulus en De Brès nog niet de beschikking had over telescopen en microscopen. Veel van de schoonheid van de schepping was voor hun ogen nog verborgen.
Toch besefte ook Paulus wel dat alles niet meer is zoals het was. In diezelfde Romeinenbrief constateert hij „dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.” De zondeval heeft heel de schepping aangetast, hoewel nog altijd zichtbaar is dat er een Schepper bestaat.
Maar er is meer te zien op aarde. Wie op vakantie gaat vergaapt zich graag aan de ongenaakbare Alpen, aan de ontzagwekkend diepe Grand Canyon, de donderende Niagarawatervallen, de steile krijtrotsen van de Zuid-Engelse kust, de verzengende Afrikaanse woestijn. Indrukwekkend om te beleven.
Toch zullen maar weinig mensen zich realiseren dat ze genieten van de zichtbare resten van een wereldwijde natuurramp. Preciezer gezegd: van de puinhopen van de zondvloed. Aardverschuivingen, ravijnen, vulkanen, watermassa’s en woestijnen hebben alles te maken met Genesis 7. Wie dat beseft, kijkt anders door de zoeker van zijn fotocamera. Dat hoeft geen afbreuk te doen aan het vakantiegenoegen. Bepaald niet. Als de brokstukken van de schepping al zo veel ontzag inboezemen, hoe zal het dan zijn als eenmaal de nieuwe schepping zich aandient?
Iets van dat ontzag en van die verwachting klinkt door in de psalmtekst die ergens bij de Engelse krijtrotsen is geplaatst: „Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.”
Rudy Ligtenberg
Reageren aan scribent: beeldenstorm@refdag.nl.