...Totdat.....
Mijn meditatieve dagboekje bracht me deze week bij Psalm 73. Het is de psalm waarin Asaf aanloopt tegen de voorspoed van de goddelozen en ermee vastloopt. Want hij, die de Heere vreest, wordt „de ganse dag geplaagd” en zijn bestraffing is er „alle morgens.”
Dit contrast levert de dichter grote moeite op. Het ontsteekt een vuur van verzet in zijn binnenste.Dezelfde psalm laat ook horen hoe dit verzet gebroken wordt. Het is als Asaf oog krijgt voor een ander contrast: het kwade einde van die goddelozen én zijn eigen einde, dat door Gods genade echter geen einde is. „Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.”
Bittere dingen
Matthew Henry, aan wiens Bijbelverklaring de dagboekstukjes zijn ontleend, wijst erop dat het gegrepen zijn door Gods rechterhand ruimschoots opweegt tegen „de bittere dingen” die Hij op onze weg brengt. „Wanneer de Heere ons geestelijk leven zo heeft ondersteund, mogen wij niet klagen, welke rampen ons ook treffen.”
Later deze week kwam ik bij Calvijns verklaring van dezelfde psalm terecht. Merkwaardigerwijs schrijft de reformator deze psalm aan David toe. Bekend is dat Calvijn in de Psalmen zijn eigen leven geschetst ziet. Hij schreef daarover in de Voorrede op zijn Psalmencommentaar.
Ik lees tegen het einde van die lange Voorrede: „De lezers zullen, als ik mij niet vergis, merken dat, wanneer ik de verborgen gevoelens zowel van David als van anderen uitleg, ik niet anders spreek dan van hetgeen ik persoonlijk heb ondervonden.” Als Calvijn dus de Psalmen uitlegt, dan klinkt daar zijn eigen hart in door.
Sleutel
Wijlen ds. J. van der Haar wees daar al op in zijn prachtige boek ”Het geestelijke leven bij Calvijn” over Calvijn en de Psalmen. Dat was in het Calvijnjaar 1959. Hij typeerde de zin die ik zojuist citeerde treffend als „de sleutel tot de geheime schatkamer van Calvijns geestelijke leven.” Met andere woorden: wil je Calvijn leren kennen, de innerlijke Calvijn, de Calvijn die zo weinig uitdrukkelijk over zichzelf sprak, lees dan zijn commentaar op de Psalmen. Daar tref je het hart van Calvijn aan. Daar tref je ook het hart van zijn boodschap aan.
Calvijn vereenzelvigt in zijn uitleg van de Psalmen Davids levensweg met die van zichzelf. Was David grote delen van zijn leven een vluchteling, hij ook. Nooit zag hij immers zijn vaderland Frankrijk meer. Was David een balling, een asielzoeker in vreemde oorden, hij, Calvijn, niet minder. Maar ook de hoop van David was de zijne. David beleed Gods leiding in zijn leven en zijn vertrouwen in die goddelijke leiding. Calvijn sloot zich erbij in.
Nu kom ik weer bij Psalm 73. Ik citeer uit Calvijns uitleg enkele zinnen. Lees ze in het licht van het vorenstaande. „Heere, daar ik door Uw leiding thans op de rechte weg teruggebracht ben, zult Gij nu ook voortgaan met mij te leiden, totdat (!) ik ten laatste opgenomen zal worden in Uw heerlijkheid.”
In navolging van ‘David’ belijdt Calvijn dus zijn vertrouwen in de voortgaande leiding van de Heere. Ten einde toe! „Na zijn zwakheid beleden te hebben, prijst en looft David de genade Gods, die hem hulp en vertroosting heeft geschonken, en nu koestert hij de hoop dat zij hem bijstand zal blíjven verlenen. (…) Door de gunst die God hem betoont, belooft David zich dus een eeuwige heerlijkheid, doch sluit de zegeningen niet uit die God hier beneden reeds over de Zijnen doet komen, opdat zij van die gelukzaligheid reeds een voorsmaak zouden hebben.”
De hoop op de zalige toekomst geeft David – en ook Calvijn zelf – moed om hier en nu staande te blijven.
Gebeden
Tijdens de Calvijnherdenking zaterdag jongstleden in Dordrecht sprak onze minister-president met waardering over de erfenis van Calvijn. Hij typeerde diens gedachtegoed met woorden als persoonlijke verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik ben dankbaar voor de lof uit zijn mond. Maar de theologie van Calvijn is dieper dan de kuyperiaanse variant van de premier. Ze is theologie onder de eeuwigheidsernst. Gestempeld als ze is door de persoonlijke worsteling van de mens Calvijn. Coram Deo, voor Gods aangezicht. Bevrijd en geleid door het wonder van Gods genade in Christus. En zo met een eeuwigheidsuitzicht.
Heimwee
Wie de gebeden van Calvijn kent, weet dat er – letterlijk! – geen gebed is, waarin niet de hunkering naar het toekomende leven doorklinkt. Geen gebed, zonder in de laatste zin het woordje ”totdat”. Als een uiting van heimwee en verlangen naar de beloofde zaligheid.
Daarvan één enkel voorbeeld. „…en dat wij zo eerbiedig Uw woord zouden ontvangen, dat wij ons daardoor zouden laten regeren en de weg zouden lopen die Gij ons voorhoudt, totdat (!) wij eindelijk komen tot het hoogste punt van onze zaligheid en de zalige erfenis genieten zullen, die voor ons in de hemel weggelegd is, door Christus, onze Heere. Amen.”
Ik wens dat het Calvijnjaar de kennis van deze Calvijn zal bevorderen. Beter nog: van de God van Calvijn.