Veteraan Hemmes volgde zijn hart
Acht veteranen van de Brigade Prinses Irene hebben vrijdag in Frankrijk de eerste dag van de 65e herdenking van D-day bijgewoond. Onder hen bevindt zich generaal-majoor b.d. Rudi Hemmes, die vanaf augustus 1944 vocht in Normandië, België en Nederland.
Het mag dan bijna een mensenleven geleden zijn, de 85-jarige Hemmes zit nog vol verhalen over die periode. „Al is het geheugen in die 65 jaar bijzonder selectief geworden”, nuanceert hij gelijk. „Maar gelukkig kan ik mijzelf googelen op internet. De meeste verhalen die ik daar tegenkom, kloppen volgens mij wel.”Vijf jaar geleden stond Hemmes zelfs internationaal in de belangstelling. De toenmalige Franse president Chirac nam hem tijdens de herdenking op het invasiestrand bij Arromanches met onder meer een kus op in het Legioen van Eer.
Studentenverzet
Al bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 was het voor Hemmes duidelijk dat hij ten strijde wilde trekken tegen de Duitsers. In eerste instantie zat hij in het Utrechtse studentenverzet. „Je doet wat je hart zegt dat je moet doen. Maar ik merkte al snel dat we met het plakken van pamfletten de oorlog niet zouden gaan winnen.”
Samen met een vriend legde hij contact met kennissen in België en Frankrijk die hen konden helpen over te steken naar Engeland. „Ik was nog geen twintig: ik wist nog heel weinig van de wereld. Dat was eigenlijk wel fijn: over wat je niet weet, kun je je ook geen zorgen maken.”
Ondanks zijn slechte ogen kwam hij terecht bij de Prinses Irene Brigade, een bonte verzameling van Engelandvaarders en marechaussees die vanaf mei 1940 uit Nederland wisten te ontkomen.
Met de bestorming van de Normandische kust op 6 juni 1944 had de Nederlandse brigade niets van doen. „Die eerste troepen die aan wal gingen, waren levende schietschijven”, constateert hij en zwijgt even.
„Zo’n 90 procent stierf ter plaatse op het strand”, weet Hemmes. En wie het wel wist te overleven, is nooit meer de oude geworden.”
Toch wonnen de Amerikanen en Britten terrein in de weken na D-day. Begin augustus landden de 1200 Nederlandse soldaten in Noord-Frankrijk, waar ze drie weken de grenzen van de linies van de geallieerden moesten verdedigen. „Ik deed het in mijn broek van angst”, bekent Hemmes nu. „Dat doet iedereen als hij voor het eerst onder vuur komt te liggen.”
Veel bloed
Hemmes zag veel bloed op het slagveld. Een kleine vijftig soldaten van de Irene Brigade overleefden de oorlog niet. Voor het eerst tijdens het gesprek stokt zijn stem even. „Ik ben geen gelovig mens. Maar de oorlog heeft me wel doen beseffen dat er iemand is die bepaalt wanneer het je tijd is.”
Veteranen zoals hij hebben 65 jaar gehad om te leren leven met wat ze in Normandië hebben meegemaakt. „Ik kan niet voor iedereen spreken”, nuanceert Hemmes. „Maar ik ben al heel lang niet meer badend in het zweet wakker geschrokken.” Zijn grote voordeel was dat hij veel heeft verwerkt met zijn werk bij de landmacht. „Ik heb het allemaal van mij af gepraat tijdens het opleiden van de jonge soldaten.”
Hemmes is de jongste van de 135 nog levende leden van de Irene Brigade. Elk jaar komen de kameraden van weleer nog samen op een reünie om bij te praten en herinneringen op te halen.
„We hebben best goede dingen gedaan”, durft hij inmiddels wel te zeggen. „Maar ik heb een hekel aan mensen die het mooier gaan maken dan het was. Die gaan doen alsof zij elke dag groot gevaar hebben gelopen in de oorlog.”
Niemand mag zichzelf nu op de borst kloppen, vindt de oud-militair. „Alleen de mannen die in de strijd het leven lieten, hebben het echte gevaar in de ogen gekeken.”