Kerk & religie

Ouweneel: Schietlofprijzing van achter het bureau

De borstzak van zijn overhemd vermeldt de initialen van zijn naam: WJO. Subtiel zijn ze in de stof aangebracht, op voorstel van de kleermaker met wie hij tijdens een recent bezoek aan China kennismaakte. Heeft Ouweneel een eigen kledinglijn? Nee, nee, roept hij afwerend. Met een lach: „De man maakte voor mij twee pakken, vier overhemden en drie dassen. Voor 500 euro.”

Ben Tramper
5 June 2009 08:22Gewijzigd op 14 November 2020 08:04
Prof. dr. dr. dr. Willem Johannes Ouweneel (geboren te Zaandam op 2 juni 1944) geldt als een intellectuele virtuoos. Na zijn studie biologie aan de Universiteit Utrecht promoveerde hij drie keer: in 1970 in de wiskunde en de natuurwetenschappen, in 1986 i
Prof. dr. dr. dr. Willem Johannes Ouweneel (geboren te Zaandam op 2 juni 1944) geldt als een intellectuele virtuoos. Na zijn studie biologie aan de Universiteit Utrecht promoveerde hij drie keer: in 1970 in de wiskunde en de natuurwetenschappen, in 1986 i

Ouweneel houdt van subtiliteiten, al is hij ontegenzeggelijk meer een man van de grote lijnen dan van het detail. In de meer dan 130 boeken die hij schreef, laat hij zich kennen als een gids die zijn publiek in rap tempo naar hoge bergtoppen voert om het te laten genieten van indrukwekkende vergezichten. Maar onderweg trakteert hij altijd op verrassende doorkijkjes: als Ouweneel verhaalt, schudt hij de ene anekdote na de andere uit zijn mouw.U wordt beschouwd als homo universalis. Ooit kregen studenten op een kennismakingsdag te horen: „Prof. Ouweneel weet niet van veel veel, maar van bijna alles bijna alles.”

„Dat is natuurlijk onzin. Zo heb ik van economie totaal geen verstand. In motorisch opzicht ben ik een onbenul. Ik haalde op school achten en negens, maar voor gymnastiek had ik steevast een mager zesje.

Laat ik het zo zeggen: Ik heb een enorm brede belangstelling. Ik ben een generalist, het omgekeerde van een specialist. Mijn ideaal was altijd om bijna niets van bijna alles te weten in plaats van bijna alles van bijna niets.”

Mag bekend zijn hoe hoog uw IQ is?

„Ik weet het zelf niet. Zou ik het weten, dan zou ik het u niet zeggen.”

Waarom niet?

Minzaam lachend: „Valse bescheidenheid.”

Bent u zichzelf wel eens een wonder?

„Daarover wil ik niet nadenken. De Prediker zegt bovendien: Wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart. Wie veel is toevertrouwd, heeft veel te verantwoorden. Wat heb je ermee gedaan?”

Leidt meer kennis tot meer verwondering?

„Ja, maar je kunt het ook omdraaien: veel kennis ontstaat doordat je je over iets verbaast. Hoe kan dit? Als wetenschapper heb je niet alleen intelligentie nodig, maar ook nieuwsgierigheid. Kennis komt je niet aanwaaien, o nee, je moet er keihard voor werken.”

Valt de verwondering weg als de verklaring voor een geheim zich aandient?

„Vanaf mijn elfde jaar ben ik bezig met het uitzoeken van mijn voorgeslacht. Dat fascineert mij enorm. Ik ken inmiddels 5000 van mijn voorouders. Elke keer als ik de naam van een voorouder vind, heb ik een probleem opgelost. Maar ik krijg er meteen twee voor in de plaats: wie zijn de beide ouders van deze voor­ouder? Zo gaat het ook toe in de wetenschap. Hoe meer iemand weet, hoe meer hij weet wat hij niet weet.”

Wat gebeurt er met u als u zich verwondert?

„Het gaat er bij mij vaak spontaan aan toe. Dan zit ik achter m’n bureau te werken en verheug ik me over iets dat ik lees of opschrijf. Op zulke momenten doe ik geen schietgebedje, maar een schietlofprijzing. Verwondering is een vorm van aanbidding. De Maker van alles wat bewonderenswaardig is, is Zelf bewonderenswaardig tot in de zoveelste macht.”

Manifesteert zich ook op dit punt de gebrokenheid van het leven? Zodat een mens reden te over ziet voor aanbidding, maar tegelijk zijn onwil ertoe ervaart?

„Onze zondigheid komt daarin tot uiting dat wij God te weinig loven en prijzen en te zeer gericht zijn op onszelf, al moeten we zondigheid niet verwarren met beperktheid. Als schepselen zijn we eindig. Ook zonder zondeval zouden we een eindige taal hebben gehad om Gods grootheid te prijzen.”

Hoe gaat u om met gevoelens van trots? Of spelen die niet op als u bij voorbeeld een nieuw deel aan uw evangelisch-dogmatische reeks toevoegt?

„Het is moeilijk om aan te geven waar dankbaarheid overgaat in trots. Bij het verschijnen van een nieuwe uitgave kan ik oprecht dankbaar zijn. Dan ben ik blij dat ik het werk mocht schrijven en dat ik er de mogelijkheden voor kreeg. Wat heb ik dat ik niet heb ontvangen?

Trots is een verraderlijk ding. Als ik zeg dat ik er niet veel last van heb, moet ik om mijzelf glimlachen; ik zou bijna trots worden op het feit dat ik het niet ben. Je kunt je ootmoedig gedragen en toch bij jezelf denken: Zie mij eens ootmoedig zijn.”

Is hoogmoed een last?

„Mag ik een ondeugende opmerking maken? Vooral hypercalvinisten maken er een last van. En dan leven ze vaak weinig gelukkig. Ik ga er ontspannen mee om. Ik zeg soms: „Heere God, ik laat soms gemakkelijk zonden in m’n leven toe. Ik wil er niet lichtvaardig over doen, maar ik dank U dat U mij toch liefheeft.”

Je kunt te ontspannen met zonden omgaan. Dat leidt tot oppervlakkigheid. Maar je kunt ook te krampachtig zijn. Dan ben je er weliswaar diep van onder de indruk, maar mis je toch de evangelische vrijheid. Vergeet niet: er is een overvloed van genade.”

Kennis kan leiden tot macht, ook op geestelijk terrein. In hoeverre houdt u daarmee rekening in de persoonlijke omgang met mensen?

„Ik zeg aan het begin van het schooljaar altijd tegen mijn studenten: Reken erop dat jullie behoorlijk ‘geouwenelianiseerd’ worden. Ik heb veel impact op hen, daar ben ik me ook van bewust.

Sommige mensen zeggen dat ik nogal stellig kan zijn. Daar hebben ze gelijk in. Voor een deel is dat mijn karakter. Een van de zegeningen van het ouder worden is dat je gaat nuanceren. Vroeger zag ik vooral principes, tegenwoordig heb ik meer oog voor mensen.”

Mede onder uw leiding zijn in de kringen waarin u opgroeide, de Vergaderingen van Gelovigen, tal van vernieuwingen doorgevoerd. Spanningen bleven niet uit, halverwege de jaren negentig vond een scheuring plaats, omdat niet iedereen u kon bijbenen…

„Wacht even, want nu lijkt het alsof ik alléén verantwoordelijk ben voor de pijnlijke breuk die plaatsvond. Dat is zeker niet het geval. De directe aanleiding was bovendien van kerkpolitieke aard.

Er zijn genoeg voorbeelden waaruit blijkt dat de vergaderingen zelfstandig, zonder toedoen van Ouweneel of wie ook, besloten te vernieuwen. Zij zagen in dat er anders niets van hen zou overblijven.”

Inmiddels is de sfeer in veel vergaderingen buitengewoon aantrekkelijk geworden. En Bijbels gebleven. Want laten we wel zijn: tradities zijn niet per se Bijbelser dan vernieuwingen.”

Toch heerst het beeld dat waar u komt vernieuwingen een enorme push krijgen.

„Dat is terecht. Dat geef ik toe.”

Hoe gaat u om met mensen die de snelheid waarmee u opereert niet kunnen volgen?

„Het probleem is altijd: loop je te langzaam, dan gaan de mensen ter linkerzijde weg, loop je te snel, dan haken de mensen ter rechterzijde af. Je hebt hoe dan ook veel wijsheid nodig. Of ik daarin wijs genoeg ben geweest? In numeriek opzicht kun je zeggen dat na de scheuring in 1995 95 procent van de vergaderingen met elkaar verder ging. Om die reden durf ik me te verbeelden dat we het redelijk goed hebben gedaan.”

Uw denken vertoont opmerkelijke verschuivingen. Twintig jaar geleden was u vurig creationist, tegenwoordig noemt u zichzelf scheppingsagnost. Van uw huiver voor gebedsgenezing is niets meer over. Denkt u nooit: Wanneer neem ik de laatste bocht?

„Waarom zou ik? Dan zou ik bang moeten zijn voor mijn eigen ontwikkeling. Dat ben ik niet. De veranderingen in mijn denken en de gevolgen ervan voor mijn handelen zie ik als een verrijking voor mijn leven. Er was eens een hoogleraar die bij zijn afscheid zei dat hij slechts op twee onderdelen van de theologie zijn standpunt had herzien. Dat vind ik onbestaanbaar.

Mensen hebben mij wel voor de voeten geworpen dat ik bij Kuitert uitkom. Dan denk ik: Kom op, zeg, de essenties van het geloof zijn bij mij nooit in het geding geweest. Over de exegese van het Woord kunnen we verschillend denken, maar dat betekent niet dat ik vraagtekens plaats bij het feit dat het Woord open­baring van God is.

Traditionalisme heeft als belangrijke pijler: waar blijven we? Die ”waar-blijven-we”-angst leidt ertoe dat mensen zeggen: Laten we nergens aan tornen, want als je aan één dingetje morrelt, gaat alles omver. Zo’n gedachtegang slaat nergens op.”

In hoeverre heeft de dynamiek in uw denken gevolgen voor de houdbaarheidsdatum van uw boeken?

„De ene studie gaat natuurlijk langer mee dan de andere. De dogmatische reeks waaraan ik werk is welbewust tijdbetrokken, maar minder tijdgebonden dan andere van m’n boeken. Ik ben er al meer dan veertig jaar mee bezig. Om Mozart te parafraseren: Het werk zit al in m’n hoofd, ik moet het alleen nog op papier zetten. Ik hoop er lange tijd mensen mee van dienst te zijn.”

U schrijft op uw weblog dat u het „al decennialang ervaart als een bijzondere opdracht van de Here God te werken onder bevindelijk gereformeerden om hen te bevrijden van het verschrikkelijke juk dat een extreem doorgetrokken predestinatieleer op hen legt.”

„Amen.”

Nou, nou.

„Is het niet zo dan? U moest eens weten hoeveel mensen op mijn toespraken afkomen en hoeveel zegen mijn boekje over geloofszekerheid onder hen heeft bewerkt.”

Bevindelijk gereformeerde voorgangers zullen uw „opdracht” ervaren als bemoeizucht.

„Daarvan zou sprake zijn als ik bij voorbeeld openlijk zou oordelen over uitspraken van een synode. Dat doe ik niet. Wat ik zie is dat veel mensen in de gereformeerde gezindte lijden aan angst en vrees. Dat gaat mij aan het hart. Ik voel me geroepen hen tot een hand en een voet te zijn.”

Hoe legitimeert u zichzelf? Wie toetst uw roeping?

„Maar als wij ons gedrongen voelen te evangeliseren in een rooms-katholieke streek bellen we toch ook niet eerst de pastoor op om te vragen of hij ermee instemt? Ik ga overigens nooit op eigen initiatief op pad. Maar word ik voor een lezing uitgenodigd, dan geef ik er gehoor aan.”

Met alle onrust in kerkelijke gemeenten van dien.

„Jezus bracht ook een heilige onrust teweeg.”

Dat klinkt alsof u het gelijk aan uw kant hebt.

„Ik heb de verantwoordelijkheid het Woord te brengen zoals ik het zie.”

Die verantwoordelijkheid hebben gereformeerde voorgangers ook.

„Natuurlijk. Maar weet u wat een deel van de predikanten zich niet realiseert? Dat hun hoorders een enorme honger naar het Woord hebben. Zonder alle kerken over één kam te willen scheren: er zijn mensen die jarenlang worstelen met de vraag of zij een kind van God zijn. Dat is toch vreselijk? Zij zijn dringend toe aan de heldere boodschap van het Evangelie.”

De afstand tussen u en bevindelijk gereformeerden is er ook vanwege uw activiteiten in de charismatische beweging. Zo is op YouTube een filmpje te zien hoe u meedanst met leden van de groepering Touch Reach and Impact the Nations (TRIN).

„Nou en? Is er iets mis mee?”

U spreekt zelf in een recent artikel over „malloterieën” onder charismatische christenen.

„Dansen is een voluit Bijbels begrip, ik heb er niets op tegen, tenzij het om erotische dansen gaat. Gereformeerden zingen wel dat het „vrome volk in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd”, maar zij zouden het eens echt moeten doen. Dat zij het nalaten, komt omdat de Griekse dwaling waarbij de ziel wordt overgewaardeerd ten koste van het lichaam diep in het calvinisme is doorgedrongen. Dus als zij kritiek op mij hebben, zeg ik: Kijk ook naar jezelf.

Als adviseur ging ik afgelopen voorjaar met leden van TRIN mee op campagne in India. Zij hebben voor tienduizenden mensen de boodschap van redding in Jezus Christus verkondigd. Extreme hindoepartijen probeerden hen de mond te snoeren. Op een gegeven moment mochten ze niet meer optreden. Toen daarin een keer kwam en ze toch toestemming kregen het woord te voeren, is er gedanst van vreugde. En terecht. Er was sprake van een groot wonder.

Met alle respect voor uw vragen, maar zijn het geen peanuts waarover we spreken?”

Het filmpje illustreert de nadruk op emotie in de charismatische beweging. Is alle aandacht voor gevoel in plaats van geloof niet iets om huiverig voor te zijn?

„Evangelicale christenen proberen een compleet mens te zijn: niet alleen het verstand, ook de wil en het gevoel willen zij tot hun recht laten komen. Dat er onder hen soms een grotere hang is naar ervaringen dan naar kennis van Gods Woord zie ik ook wel. Daar leg ik niet voor niets de vinger bij.

Ik merk dat voorgangers in de gereformeerde gezindte moeilijk raad weten met wat jongeren in de evangelische kringen opdoen. Bij alle begrip die ik voor hen wil opbrengen, ervaar ik ook verdriet. En soms word ik boos, bijvoorbeeld als ik zie dat er sprake is van verzet en vijandschap. Ik weet van jongeren die tot geloofs­zekerheid kwamen en daarna uit de kerk werden gebonjourd. Dat kan toch niet?

Natuurlijk, een geestelijk leider mag verlegenheid hebben. Maar laat hij de Heere God dan om wijsheid bidden. God helpt mensen hun eigen timiditeit te overwinnen.”


Levensloop

Prof. dr. dr. dr. Willem Johannes Ouweneel (geboren te Zaandam op 2 juni 1944) geldt als een intellectuele virtuoos. Na zijn studie biologie aan de Universiteit Utrecht promoveerde hij drie keer: in 1970 in de wiskunde en de natuurwetenschappen, in 1986 in de wijsbegeerte en in 1993 in de theologie.

Ouweneel neemt deze maand afscheid als docent van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Sinds 1977 was hij bij het instituut betrokken. Hij blijft docent aan de Evangelische Theologische Academie in Zwijndrecht en hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit te Heverlee.

In 1976 werd Ouweneel parttimevoorganger in de Vergadering van Gelovigen. Samen met geestelijk leiders als Henk P. Medema loodste hij de Vergadering in de jaren negentig naar evangelisch vaar­water. Inmiddels gaat Ouweneel niet alleen voor in bijeenkomsten van de vergaderingen voor, maar ook in evangelische groeperingen, pinkstergemeenten en gemeenten in de Protestantse Kerk in Nederland.

Ouweneel is een vruchtbaar schrijver. Naast vele tientallen wetenschappelijke artikelen publiceerde hij ongeveer 130 boeken. Sinds 2007 werkt hij aan een project dat zowel onder evangelische als gereformeerde christenen belangstelling wekt: het schrijven van een tiendelige, evangelische dogmatiek.

Prof. Ouweneel en zijn vrouw Gerdien Ouweneel-Terwel vierden eerder dit jaar hun zilveren huwelijksjubileum. Het echtpaar heeft vier kinderen en elf kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer