Bekostiging bijzonder onderwijs geen voorrecht
De volledige bekostiging van reformatorische of joodse scholen is geen voorrecht, maar een plicht van de overheid, vindt rabbijn Lody B. van de Kamp.
Reformatorische jongeren kiezen steeds minder vaak een vervolgopleiding binnen de eigen achterban, zo blijkt uit een interview met drs. Rens Rottier en dr. Kees Boele, respectievelijk voorzitter van het college van bestuur van de hogeschool Driestar Educatief en van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) zaterdag in deze krant. Het redactioneel commentaar gaat ook nog eens in op dit onderwerp.Zowel in het interview als in het commentaar wordt gewag gemaakt van het feit dat de twee bestuurders de noodklok luiden door alle directbetrokkenen op te roepen zich bewust te zijn van het „grote voorrecht van volledig bekostigd bijzonder onderwijs, anders dan in het buitenland.”
Het is met name deze zinsnede die mijn aandacht trok. Ook het joodse dagonderwijs in Nederland is voortdurend bezig leerlingen uit de eigen gezindte aan te sporen een opleiding te volgen aan zijn eigen instituten. Als directielid van de orthodox-joodse school Cheider in Amsterdam ben ik verantwoordelijk voor het voortgezet onderwijs (vmbo, havo en vwo).
Maar wij zijn niet alleen met de leerlingen bezig. Ook de onderwijsautoriteiten zoals het ministerie van Onderwijs, de onderwijsinspectie en het Bureau Leerplicht vragen onze aandacht. Een van de zinsneden die wij met betrekking tot die bovenstaande instanties juist nadrukkelijk uit de weg gaan, is dat volledig bekostigd onderwijs een „voorrecht” zou zijn.
Met alle waardering die wij voor de overheid hebben, ervaren we bekostigd bijzonder onderwijs niet als een voorrecht. Let wel, ik heb het sec over het ”profane” onderwijs, niet over het godsdienstonderwijs. Ik doel dan op de talen, wiskunde, aardrijkskunde, maatschappijleer en al die andere vakken.
Het lijkt mij dat het niet meer dan een plicht is van de overheid om onderwijs ook binnen de scholen op confessionele grondslag te faciliteren. Ook wanneer dat in het buitenland lang niet altijd het geval is.
Bijzondere bijdrage
Het verstrekken van onderwijs is een van de taken van de overheid ten behoeve van de burgers. Burgers hebben het recht om scholen op te richten. Zolang aan de regelgeving wordt voldaan, doet het er helemaal niet toe of de school openbaar is of bijzonder. Onderwijs is er nadrukkelijk voor iedereen.
Bijzonder onderwijs op confessionele grondslag, of dat nu protestants-christelijk, reformatorisch of joods is, levert op zijn geheel eigen wijze een heel bijzondere bijdrage aan de vorming van de toekomstige generatie in ons land. Door niet mee te doen met de voortdurende golf van trendvorming, het voortdurend aanpassen van normen en waarden, het op een eigen manier omgaan met bijvoorbeeld historische gegevens of seksuele vorming, levert het een onderwijsproduct af waarvan geenszins bewezen is dat het op welke wijze dan ook inferieur is aan datgene wat binnen het algemeen onderwijs wordt afgeleverd. Ik durf zelfs te beweren dat het tegendeel waar is.
Zowel naar onze leerlingen als naar de overheid toe kunnen wij dat niet genoeg benadrukken. Bekostigd onderwijs is geen gunst. Het is uiterst verstandig van de overheid dat zij deze reeds lang bevochten voorzieningen zorgvuldig bewaakt. Dit om het nog verder afglijden van de kwaliteit van het onderwijs te voorkomen.
De auteur is orthodox-joods rabbijn en directielid van het Cheider in Amsterdam.