Energiesector somber door onzekerheid
Ondernemingen in de energiesector zijn het afgelopen jaar negatiever gaan oordelen over het proces van marktliberalisering. Hun grootste aarzeling betreft de onvoorspelbaarheid van de regelgeving.
Uit het woensdag gepresenteerde jaarlijkse onderzoek ”Trends in Energy” van Cap Gemini Ernst & Young (CGEY) blijkt dat beleidsmakers de verdenking wekken zich door politiek opportunisme en incidenten te laten leiden. C. IJsbrandi van het onderzoeks- en adviesbureau vat het bezwaar van de ondernemingen in één zin samen: „Van een consistente energiepolitiek voor de lange termijn is geen sprake.”
Boven op het onduidelijke beleid komen complexe regels, een gebrekkige standaardisatie, het ontbreken van tijdige prijssignalen, de afgenomen bereidheid geld te steken in energiebedrijven en een moeizame grensoverschrijdende concurrentie. „Dat leidt tot grote onzekerheid over investeringen”, meent IJsbrandi.
Met het oog op de verwezenlijking van één vrije Europese energiemarkt in 2007 acht hij daarom minimaal een verregaande standaardisatie van processen en procedures nodig. „De politiek zou eens het besluit moeten durven nemen deskundigen in een technocratisch proces een aantal zaken te laten regelen. Het beter inzichtelijk maken van de markt is een goed voorbeeld.”
Ook de administratieve problemen zijn aanzienlijk. Deze, zo is in de deels vrijgemaakte markt overtuigend aangetoond, bemoeilijken de overgang van de ene leverancier naar een goedkopere concurrent. Vanaf januari volgend jaar is de Nederlandse energiemarkt vrij voor particuliere consumenten. Energiebedrijven werken erop aan rond die tijd hun administratieprocessen beter op orde hebben. Toezichthouder DTe heeft leveranciers die in gebreke blijven alvast een boete in het vooruitzicht gesteld van 750 euro per geval.
Dat het veranderen van leverancier nogal stroef verloopt, hangt ook samen met onbetrouwbare metergegevens. CGEY heeft daarom hoge verwachtingen van het instellen van een centraal register om het uitwisselen van deze informatie te vergemakkelijken. „Een register kan de kosten met een factor 5 terugbrengen”, stelt consultant T. Fens.
Hoewel op het eerste gezicht de liberalisering stroef verloopt en een transparante, eenduidig gereguleerde markt toekomstmuziek lijkt, vallen ook positieve geluiden te vernemen. Zo neemt de doelmatigheid van de energiebedrijven duidelijk toe. In het segment van grote en middelgrote bedrijven heeft de concurrentie tot prijsdalingen van 10 tot 30 procent geleid, zonder afbreuk te doen aan de sterke financiële positie van de sector.
Verder is het aantal consumenten dat voor groene stroom heeft gekozen verrassend groot. Fens spreekt van een „eclatant succes.” Liefst 1,4 miljoen huishoudens zijn inmiddels hierop overgegaan, wat neerkomt op eenvijfde van de particuliere markt. Tussen de 60 à 65 procent van de geïmporteerde stroom is groen.
Hier past wel de aantekening dat de bejubelde overschakeling naar duurzame energie voor de meeste klanten in feite neerkomt op een gesubsidieerd opstekertje voor het milieubewuste geweten. Bovendien ging er een ongekend mediaoffensief aan vooraf. Te betwijfelen valt of consumenten net zo massaal voor de charmes van duurzame energie waren bezweken, als de meerkosten voor eigen rekening zouden zijn gekomen.
Of de consumenten snel de vruchten zullen plukken van een volledige liberalisering van de energiemarkt, staat voor CGEY allerminst vast. Prijsstijgingen zijn zeker zo goed denkbaar als het omgekeerde. Fens: „Liberalisering wil zeggen dat er marktwerking komt, niet dat er op de markt per definitie lagere prijzen totstandkomen.”
Maar over de leveringszekerheid heeft Fens weinig zorgen, ook niet als er in de toekomst minder geld wordt gestoken in de netwerken. „Nederland staat met het geringe aantal storingen wereldwijd aan de top. De betrouwbaarheid van de netten is zeer hoog. Minder investeringen in een geliberaliseerde markt hoeven niet per se te leiden tot meer storingen in de toekomst. Als het geld maar op een goede wijze wordt besteed.”