Opinie

Conservatieven kiezen geen kappers

16 January 2003 08:38Gewijzigd op 14 November 2020 00:04

„Het beroep van kapper of van talkverkoper kan voor niemand eervol zijn - om niet te spreken over een aantal nog meer ondergeschikte professies. Dat soort mensen moet niet door de staat worden onderdrukt; maar de staat wordt onderdrukt als mensen als zij, individueel of collectief, mogen regeren. U denkt dat u hiermee vooroordelen bestrijdt, maar u handelt in strijd met de natuur.”Wie nog denkt dat bij de laatste verkiezingen in mei sprake was van een conservatieve opstand omdat nu eindelijk de „gewone man” aan het woord kwam, heeft het mis. Het boek ”Het wezen van het conservatisme” van Edmund Burke (1729-1797) rekent hiermee af. Luisteren naar gewone mensen (de „derde stand”) is prima, maar met inspraak en rechten moet men heel zuinig zijn.

Het boek is een herdruk van het boekje ”Traditie en vooruitgang” uit 1989 en is een bloemlezing van Burkes beroemde werk over de afbraak die de Franse Revolutie had aangericht.

De nieuwe druk van dit boek is niet alleen vermeerderd met een inleiding van de directeur van het conservatieve Edmund Burke Instituut, dr. Bart Jan Spruyt, maar heeft ook een andere titel. Onder de oude titel zou men het boekje rustig kunnen beschouwen als een verzameling curieuze gedachten van een reeds lang overleden filosoof. Met de nieuwe titel geeft de stichting die naar de schrijver is genoemd een helder signaal af: dit is waar wij voor staan.

Burke was een aristocraat in hart en nieren. Niet ieder is tot besturen in staat, dit moet men overlaten aan de adel en de „natuurlijke grondbezitters.”

Dit ging volgens Burke na de Revolutie al gelijk mis in Frankrijk. Daar kwamen allerlei plattelanders in de Nationale Vergadering, zoals „de hele meute (…) aanstokers en leiders van dorpsruzies.” Al deze mensen zijn zomaar uit „de meest nederige positie geplukt.” Ze raken makkelijk „bedwelmd” door hun nieuwe positie en vallen dan ook terug in hun „oude routine van duister bedrog.” De „plattelandsgeestelijken” wisten niets van de wereld buiten hun eigen dorp en konden bezit alleen maar „met afgunstige ogen bezien.”

Wil een vergadering werkelijk „gezag tot oordelen” verwerven, dan moet men afgaan op „positie, blijvend bezit en opvoeding, en op het aanwezig zijn van een intellectuele habitus waardoor het begripsvermogen toeneemt en ruimer wordt.” Alleen „via enige moeite en strijd” moet men het parlement kunnen bereiken. „De tempel der ere dient op een verheven plaats te liggen”, aldus de Ierse filosoof Edmund Burke.

Ook van mensenrechten heeft Burke geen hoge pet op. Alle mensen hebben wel „gelijke rechten, maar niet op gelijke zaken.” Wie maar weinig geld inbrengt, zal ook een kleine opbrengst hebben. Daarom hoeft niet elke burger stemrecht te hebben of hoeft niet elks stem even zwaar te wegen.

Tegelijk mag de adel zijn recht als een bezit koesteren. Vandaar dat de erfelijke leden van het Britse Hogerhuis momenteel naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg stappen nu de Britse regering het erfelijk lidmaatschap wil afschaffen. Het afnemen van dit recht is immers diefstal, zeggen de Lords, van wie de voorvaderen soms al in de Middeleeuwen toetraden.

Vanaf de eerste bladzijde doet Burke denken aan ”Ongeloof en revolutie” van Groen van Prinsterer. Groen hamerde op hetzelfde elitaire aambeeld door „het onderscheid van rang en stand” de „hoeksteen van het staatsgebouw” te noemen.

Als de Burke Stichting niet zou zeggen dat dit „het wezen van het conservatisme” is, zou je het niet geloven. Ook christenen ademen vandaag in een maatschappij die is gebaseerd op gelijke kansen voor gelijke monniken.

Hoe wezensvreemd deze gedachten in onze tijd ook overkomen, het blijft de vraag of Burke en Groen geen gelijk hebben. Zaterdagavond borrelde de vraag naar het nut van het algemeen kiesrecht op in het EO-radioforum ”Deze Week”. Jammer genoeg pleitte daarin geen van de deelnemers voor herziening van het algemeen kiesrecht. Wie de grote en onbezonnen politieke verschuivingen zoals vorig jaar wil voorkomen, doet er goed aan het algemeen kiesrecht eens te heroverwegen.

Voor het passief kiesrecht geldt dat eigenlijk driedubbel. De Nederlandse aanjager van het conservatisme, dr. Andreas Kinneging, heeft terecht gezegd dat men pas na zijn veertigste gekozen moet kunnen worden, omdat men daarvoor nog te weinig tijd heeft gehad voldoende te studeren en levenservaring op te doen.

Zelfs de SGP, door de Burke Stichting graag als conservatieve partij geclaimd, kandideert twee jonge dertigers van wie niet vaststaat of Burke hen gemeten naar afkomst, bezit en deugd rijp genoeg zou achten voor de „tempel der ere.”

Tegelijk blijven conservatieven wonderlijke en originele mensen. Pleitte Burke tegen conventies van mensenrechten, een lid van de raad van aanbeveling van de Edmund Burke Stichting heeft een Universele Verklaring van de Rechten van het Dier opgesteld. Prof. P. B. Cliteur liet zich vorig jaar rond Dierendag fotograferen in een varkenshok alwaar hij al lezend de toegestroomde dieren hun rechten voorhield.

Al met heeft het Edmund Burke Instituut voorlopig nog werk genoeg. Je kunt niet van lezers vragen een op het eerste gezicht volkomen achterhaald boek serieus te nemen waarin kappers het kiesrecht wordt misgund en tegelijk laten gebeuren dat een hooggeleerde aanbeveler een nieuwe Animal Farm begint. Het vrije intellect is natuurlijk niet vrijblijvend.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer