Op zoek naar de vaderlandse deugden
Prof. dr. Rudolf Boon
bepleit een hernieuwde bewustwording van de Nederlandse geestelijk-zedelijke tradities. Waarden en normen zijn moeizaam verkregen verworvenheden, resultaat van de levenservaring van vorige geslachten, betoogt hij. Als we de media mogen geloven zijn momenteel op tal van plaatsen in ons land debatten over waarden en normen in volle gang. Maar over welke waarden en normen gaat het eigenlijk? Wat willen wij in dit land met elkaar hooghouden en bewaren als onvervangbaar en onmisbaar? Waarom zouden wij ons druk maken over zoiets provincialistisch als typisch Nederlandse kenmerken van ons waarden- en normenstelsel?
Het optimisme waarmee de multiculturele samenleving in spe door de beleidsmakers van gisteren werd begroet, is inmiddels aanmerkelijk bekoeld. Rond de integratie van allochtonen stapelen de strubbelingen zich op. De problemen blijken talrijker te zijn en verstrekkender dan aanvankelijk werd aangenomen. Vooral onder moslimminderheden neemt de weerstand tegen het secularisme van de westerse moderniteit in heftigheid toe. Getwijfeld wordt aan een langgekoesterde verwachting, dat met de ontwikkelingen en consolidering van de multiculturele samenleving uit de vermenging van tradities een nieuwe mondiale cultuur zou ontstaan. Onmiskenbaar streven niet-westerse religies en culturen ernaar in een pluralistische maatschappij de eigen identiteit naast en tegenover elkaar onverkort te handhaven. Het behoeft geen betoog, dat dit streven op gespannen voet komt te staan met de eis om zich te conformeren aan de waarden en normen die in Nederland gelden.
Levenservaring
Maar staat bij zovelen onder ons, vervreemd als zij zijn van de eigen geestelijk-zedelijke tradities, wel helder voor ogen om welke waarden en normen het gaat? Pas wanneer wij zelf weten welke onze waarden en normen zijn, kunnen wij zinvol deel nemen aan debatten over integratie.
Een ontmoeting met vertegenwoordigers van wereldgodsdiensten en een hernieuwde bewustwording van onze eigen geestelijk-zedelijke tradities doen ons beseffen dat waarden en normen moeizaam verkregen kwetsbare verworvenheden zijn. Vrucht van kennis en inzicht, opgedaan in vorige geslachten door levenservaring en levenswijsheid. Elke generatie heeft tegenover een volgend geslacht de verantwoordelijkheid beproefde waarden en normen in een veranderde, nieuwe situatie van maatschappij en cultuur te integreren en die zo voor ondergang en verlies te behoeden.
Zulke waarden en normen vertegenwoordigen waardevolle en zinvolle tradities, behorend tot het geestelijk-zedelijke kapitaal van onze maatschappij en cultuur, tot de beste hoofdstukken uit onze geschiedenis, de grondslagen van het nationale bestaan. Maar zijn die grondslagen niet onbereikbaar diep weggezonken onder de oppervlakte van wat Nederland anno nu te zien geeft? Wie vervreemd is van zijn eigen verleden, kent de eigen identiteit niet meer, staat gedesoriënteerd in het heden en mist de juiste blik op de toekomst.
Ethisch erfgoed
In onze spiegel historiael herkennen wij geestelijk-zedelijke tradities, die sinds lang een bijzondere plaats in ons volksleven hebben veroverd. Binnen het protestants-gereformeerde bestel van de Republiek van vóór 1795 heeft de doopsgezinde minderheid kans gezien om met haar ethische beginselen, ver buiten de kring van haar aanhang, een vormende invloed uit te oefenen op de waarden en normen in ons volksleven. De verbreiding en doorwerking van die invloed kunnen hoofdzakelijk hieraan worden toegeschreven dat die beginselen metterdaad in praktijk zijn gebracht. Het bleef niet bij een deugdenleer, voordragen in fraai geïllustreerde emblemataboeken. Bijbels geïnspireerde deugden kregen handen en voeten, werden beproefd en toegepast in het dagelijks bestaan van gelovigen, uitgedragen in de maatschappij.
Met de Unie van Utrecht (1579) ontstonden in de Republiek de voorwaarden die het mogelijk maakten dat een ethisch appèl uit non-conformistische hoek zo’n ruim gehoor kon vinden. Geen verbond tussen troon en altaar, tussen absolutistisch koningschap en hiërarchistisch klerikalisme; geen pracht en praal van een wuft en spilziek hof, geen trotse adelstand van grootgrondbezitters, maar een republikeinse burgermaatschappij waar de vrijheid van handel en wetenschappelijk onderzoek zich ook uitstrekte -zij het met beperkingen- tot woord, geschrift en godsdienst.
Zo kleinschalig als het land is, evenzo zijn cultuur. Geen luisterrijke paleizen, seigneurale landgoederen, imponerende kathedralen, maar een ingetogen monumentaliteit van burgerlijke en kerkelijke bouwkunst. Vooral de schilderkunst brengt de glorie van het eenvoudige leven van alledag aan het licht. In zo’n ambiance kan op het grondvlak van het volk een levensinstelling gedijen zoals in het bijzonder door de doopsgezinde gemeenschap is nagestreefd.
Democratisch
Tot op de dag van vandaag vertegenwoordigt de doperse traditie in de oecumene een kerktype, dat wars van hiërarchie en klerikalisme de hoedanigheden in zich herbergt van een democratisch bestel. Het ligt dan ook voor de hand dat doopsgezinden van oudsher behoren tot de ijverigste pleitbezorgers van beginselen en deugden, welke dienen tot de opbouw van een democratische mentaliteit en samenleving.
De kerkstructuur heeft de aanzet gegeven tot zoiets als een leerschool in geestelijke zelfstandigheid, in het doen van weloverwogen keuzen, in kritisch denken over staat en maatschappij, in gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsbesef jegens anderen. Het onopgesmukte interieur van de vermaning weerspiegelt een sobere, ingetogen stijl van leven waarin overdaad, verspilling en gekunsteldheid vermeden worden. In de geloofsgemeenschap worden deugden aangekweekt, die tot het bindsel van een goedgeordende samenleving behoren: nauwgezetheid van geweten, oprechtheid en betrouwbaarheid in woord en daad, rechtvaardigheid in handel en wandel, verdraagzaamheid jegens andersdenkenden, vredelievendheid in maatschappelijke contacten. Er zijn raakvlakken tussen de doopsgezinde gemeenschap en de brede bevindelijke stroming van de zogeheten Nadere Reformatie in de Publieke Kerk. Want ook daar staan de meesten van de genoemde deugden hoog in aanzien.
Vaderlandse deugden
Opmerkelijk is dat ten tijde van de Verlichting in ons land deze deugden niet langer worden beschouwd als typisch doopsgezind. Veeleer ziet men erin de oud-vaderlandse waarden en normen. Inderdaad streefde de Nederlandse Verlichting naar herstel en behoud van een godsdienstig en ethisch patroon van protestantse signatuur, dat -zo meende men- zijn beslag had gekregen in de Gouden Eeuw. Symptomatisch voor deze ontwikkeling is de toenemende waardering voor tolerantie, die stoelt op denkbeelden van christenhumanisten als Castellio en Coornhert, en gestalte had gekregen in de Muiderkring, ontmoetingsplaats voor protestant en rooms-katholiek in een ambiance met een humanistische cultuur.
De traditie van tolerantie vindt vooral in de Remonstrantse Broederschap een krachtige voortzetting. Een boeiend experiment van ”écuménisme avant la lettre” vormen de Rijnsburgse Collegianten. Geleidelijk wint de tolerantie terrein onder de gematigde ”orthodoxie éclairée” binnen de Publieke Kerk, de Eglise Wallonne en de lutherse gemeenschap. Ruimdenkenden onder de rooms-katholieken nemen deel aan het verenigingsleven in genootschappen met een protestantse inslag en scharen zich zo nu en dan onder het gehoor van een gerenommeerde hervormde kanselredenaar om te voldoen aan hun intellectuele behoefte, die geen bevrediging vindt in hun eigen ”statie”.
Zijn de oud-vaderlandse deugden, waarden en normen met de oude republiek opgeborgen op de archiefzolder van de tijd? Zijn zij in een secularisatieproces gedurende de negentiende en twintigste eeuw uit een moderne toonaangevende cultuur en uit het maatschappelijk verkeer vrijwel weggevaagd?
Kortzichtigheid
In secularistische kringen is het (nog steeds) ”bon ton” om smalend te spreken over wat eens bestond als ”civil religion” (bijvoorbeeld ”God-Nederland-Oranje”) en nu nog als ”organized religion” -althans in hun ogen- een zieltogend bestaan rekt. Ach ja, die kerken! Ze worden almaar leger. Hun ledental, inmiddels geslonken tot een minderheid, zal binnenkort niet meer bevatten dan een kwart van de bevolking. Stel je voor, dat de islam door een secularisatieproces heelhuids heen komt (wat in de optiek van de secularisten niet waarschijnlijk is), dan zouden straks in dit land de moslims in aantal het restant christenen naar de kroon steken!
Secularistische vertegenwoordigers van de westerse moderniteit maken een taxatiefout: ze onderschatten de levenskracht, duurzaamheid, spankracht en weerbaarheid van een beschaving die ten diepste gefundeerd is op het bijbels getuigenis, waarvan zij overigens geen weet meer hebben.
Als gevolg van hun onverschilligheid ten opzicht van het vaderlandse verleden ontgaat het de secularisten hoe een godsdienstige minderheid, sterk bewust van haar eigen identiteit, in staat is een besef van waarden en normen onder brede lagen van het volk aan te kweken. De doopsgezinden gaven hiervan een treffend voorbeeld. Ook de Publieke Kerk heeft, toen haar ledental nog een kleine minderheid in de bevolking vertegenwoordigde, op het Nederlandse waarden- en normenstelsel zodanig haar gereformeerde stempel gedrukt dat dit in allerlei contreien van ons land tot op de dag van vandaag herkenbaar is.
Onkundig van de vernieuwende impulsen van geestelijk leven die zich in de kerken voordoen, hebben de secularisten geen oog voor het feit dat in veel gemeenten en parochies en ook bij de erfgenamen van de christenhumanistische tradities de bijbels geïnspireerde oud-vaderlandse deugden op verschillende manieren voortleven. Een waarde van bijzonder gewicht, die in de kerken wordt hooggehouden, is bijvoorbeeld de ”cultuur van het geven”, de niet aflatende stroom van giften ten bate van diaconale doelen in binnen- en buitenland.
Hindernissen
Wat staat nog in de weg om de Nederlandse waarden en normen helder voor ogen te krijgen?
In de eerste plaats moeten wij ons verzetten tegen elke poging van cultuurrelativisme om onze geestelijke en zedelijke verworvenheden prijs te geven aan de smeltkroes van multiculturalisme. Voorts moeten in de samenleving de vooringenomenheden worden ontkracht waarmee een postchristelijk secularisme meent zijn weigering van het christendom als grondslag en erfgoed van onze beschaving te kunnen rechtvaardigen. Ten slotte moeten wij niet het oor lenen aan de stem van het vooruitgangsgeloof, dat waardering voor traditie en onderzoek naar het verleden afdoet als uitingen van nostalgie.
Hebben wij deze struikelblokken achter ons gelaten, wat kan ons dan nog verhinderen om ons te laten inspireren door die tradities van christelijk geloof waarin de grondslagen ten diepste verankerd liggen van waarden en normen, van de Nederlandse beginselen van humaniteit, democratische rechten, vrijheden en plichten?
De auteur is cultuurhistoricus en emeritus hoogleraar in de liturgiewetenschap.