Belgrado bruist
Niet minder dan veertigmaal werd de stad in de loop van zijn historie verwoest. Zo’n 6 miljoen mensen kwamen om bij de veldslagen die om het gebied werden gevoerd. In 1999 nog zaten de inwoners van Belgrado 78 dagen in schuilkelders toen de NAVO haar bommen liet vallen. Tien jaar later is daar –een enkel gebouw daargelaten– weinig meer van te merken. De stad die altijd weer als een feniks uit de as herrees, is anno 2009 een bruisende metropool.
Het is warm in Belgrado. Heel warm. Het kwik van de thermometer passeert ruimschoots de 30 graden Celsius. Een groep verdwaalde toeristen sjokt voort op het terrein dat ooit een open veld vormde tussen het plaatselijke fort en de eerste huizen van de stad. De inwoners van Belgrado zijn verstandiger. Zij hebben de schaduw opgezocht onder een van de bomen. Terwijl de ouderen de tijd doorbrengen met het spelen van een partijtje schaak, vliegen voor de talrijke verliefde stelletjes de uren voorbij.Kalemegdan vormt het historische hart van Belgrado. Al in de derde eeuw voor Christus vestigde zich op deze plek een Keltische stam. Later maakte de vesting deel uit van de grens, de limes, tussen het Romeinse Rijk en de ”barbaren” in Centraal-Europa. Wat niet kon voorkomen dat het castrum in de nadagen van het Imperium Romanum herhaaldelijk werd verwoest door de Goten en de Hunnen. Volgens een legende ligt Attilla de Hun zelfs begraven rond het fort, op de plek waar de rivieren de Donau en de Sava bij elkaar komen.
Na 476 werd Belgrado de grens tussen het West- en Oost-Romeinse Rijk, met in het noorden de Slaven. De Slavische naam Beograd, Witte Stad of Wit Fort, duikt voor het eerst op in 878. Het fort verwisselt regelmatig van eigenaar. Byzantijnen, Bulgaren, Hongaren, allemaal zetten ze hun zinnen op het 125 meter hoge plateau met langs de Donau en de Sava zijn vruchtbare laagvlakte en cruciale handelswegen.
Belgrado wordt dan ook niet voor niets beschouwd als een van de tien steden op de wereld met de mooiste strategische ligging. Of zoals Constantijn de Filosoof het zei: „Belgrado was een van de grote oude steden die een excellente positie innamen, uiterst zeldzaam in de gehele wereld.” Constantijn was onder meer de biograaf van de Servische heerser Stefan Lazarevic (1374-1427), zoon van prins Lazar, die in 1389 omkwam bij de verloren Slag op het Mereldveld tegen de Osmaanse Turken.
Jihad
Op diezelfde Turken gaat de naam Kalemegdan terug. Na een eerste mislukte poging in 1456 slaagden zij er in 1521 in het fort te veroveren, waarna de weg richting Wenen openlag. Hoewel ze Belgrado nadien verschillende malen moesten prijsgeven aan de Oostenrijkers, zouden ze de ”Dar al-Jihad”, de Poort van de Heilige Oorlog, pas in 1867 definitief verlaten. De Turkse naam Kalemegdan, een samentrekking van de woorden ”kale”, fort, en ”megdan”, veld –dus vrij vertaal slagveld–, bleef gehandhaafd.
Bij het gedenkteken van de Overwinnaar, Pobednik, heeft de bezoeker een prachtig uitzicht over het ruim 1,5 miljoen inwoners tellende Belgrado en de Pannonische laagvlakte. Op de voorgrond mondt de Sava uit in de Donau, waarover jaarlijks honderden cruiseschepen varen, vol met toeristen die de Witte Stad willen aandoen. In de verte is op de linkeroever van de Sava Nieuw-Belgrado zichtbaar. Het ”Servische Manhattan” vormt het economische centrum van de stad.
Op 14 meter hoogte torent de Overwinnaar, een van de belangrijkste symbolen van Belgrado, al tachtig jaar boven de stad uit. Het monument werd na de overwinning op de Turken tijdens de Balkanoorlogen van 1912 en 1913 ontworpen, maar de bouw ervan werd uitgesteld als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog zou Pobednik in het centrum van de stad moeten verrijzen, maar zijn Adamskostuum gooide roet in het eten. Nu kijkt de Overwinnaar trots uit over de gebieden van het voormalige keizerrijk Oostenrijk-Hongarije, aan wiens heerschappij de Serviërs zich eveneens wisten te onttrekken.
Het standbeeld ”Hommage aan Frankrijk”, even verderop in het park, staat symbool voor de sterke vriendschap tussen het ”Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen” en de Franse republiek tussen beide wereldoorlogen. Tijdens de NAVO-bombardementen van 1999 op Servië zaten de inwoners flink met het beeld in de maag en ging Marianne met zwaard schuil onder een groot zwart doek. Nee, dan lopen de Serviërs toch liever naar het nabijgelegen militair museum, waar nog altijd de restanten zijn te zien van de F-117 Nighthawk, het enige stealthvliegtuig dat de Amerikaanse luchtmacht ooit verloor, en wel aan het Servische leger tijdens de Kosovo-oorlog.
Trots
Een van de straten die uitloopt op Kalemegdan is de Knez Mihailova, de straat die 2000 jaar geleden al het hart vormde van Singidunum, zoals de Romeinen hun nederzetting noemden. De statige gebouwen hier zijn grotendeels gebouwd in de jaren 70 van de 19e eeuw nadat de Turken tijdens hun aftocht de stad weer eens geheel hadden verwoest… De voetgangerszone met zijn vele cafés, terrasje en winkels heeft flair en ademt de sfeer van de Balkan. Het is de plek waar de inwoners van Belgrado het liefst vertoeven. Wie de Knez Mihailova niet heeft bezocht, is niet in Belgrado geweest.
Ook op Trg Republike, het Plein van de Republiek, is de sfeer mild en gemoedelijk. Toch beschouwen veel buitenlanders de Serviërs als hard en trots. En beide zijn waar: Vijfhonderd jaar Turkse bezetting hebben van de Serviërs een gelaten en berustend volk gemaakt. Tegelijkertijd stralen ze de hardheid en trots van de uiteindelijke overwinnaar uit.
Die gevoelens zijn er na de Balkanoorlogen van de jaren 90 van de vorige eeuw niet verdwenen. Weinigen zul je hier het Servische bewind van destijds horen verdedigen. Waar ze echter –en met recht– geen begrip voor kunnen opbrengen, is dat in de internationale pers hun land alleen de zwartepiet kreeg toegeschoven. En als hun blik valt op een van de platgeschoten gebouwen in de stad, bijvoorbeeld in de Nemanjinastraat, steken de inwoners van de stad hun minachting voor de NAVO niet onder stoelen of banken.
De gastvrijheid van de Serviërs lijdt er overigens niet onder. Niet in de laatste plaats in de restaurants. Zoals in Trisesira (Drie Hoeden) in Skadarlija, in de volksmond de benaming voor de Skadarskastraat en omliggende steegjes. Van oorsprong een zigeunernederzetting net buiten de stadmuren werd het ”Montmartre van Belgrado” de ontmoetingsplaats van schrijvers en kunstenaars.
Hier eten is een waar feest. Dat wil zeggen, als je geen vegetariër bent. Want die kan Servië maar beter mijden. Met schalen tegelijk worden de velerlei soorten vlees op tafel gezet. Ook het opsteken van een rokertje is geen probleem. Op het terras bezingen een paar mannen, begeleid door accordeon en viool, de schoonheid van een paar Servische dames. Niks geen powerfeminisme. Belgrado is geen Europa. Belgrado is de Balkan. En dat moet vooral zo blijven. Zjiveli! Proost!
www.serbia-tourism.org, www.serbia.travel, www.beograd.rs, www.serbia-visit.com.
Ada Ciganlija
Sint-Sava
In de zomer kunnen de temperaturen in Belgrado flink oplopen, tot boven de 30 graden Celsius. Wie een dagje verkoeling zoekt aan het water hoeft daarvoor niet ver te reizen. Op 4 kilometer afstand van het stadscentrum ligt in de rivier de Sava het eiland Ada Ciganlija, door de inwoners van Belgrado kortweg Ada genoemd. Het 4,2 kilometer lange eiland heeft een vaste verbinding met de oever. Zo heeft Belgrado niet alleen zijn eigen meer gecreëerd, maar ook 700 hectare ”groen”, waarvan een groot gedeelte begroeid met loofbomen. ’s Zomers verzamelen zich hier zo’n 300.000 badgasten. Het eiland biedt volop mogelijkheden voor water(sport)activiteiten.
In het leven van de orthodoxe Serviërs is de kerk niet weg te denken. Van de talrijke godshuizen die Belgrado telt, neemt de Sint-Sava –volgens de Serviërs de grootste in gebruik zijnde orthodoxe kerk– wel een bijzondere plaats in. De monnik Sava (Rastko Nemanjic, 1169-1235) bracht begin 12e eeuw de onafhankelijkheid van de Servisch-Orthodoxe Kerk tot stand en werd haar eerste aartsbisschop. Om de Serviërs voor een opstand te straffen, liet de Turkse grootvizier Sinan Pasja in 1595 het lichaam van de belangrijkste Servische heilige in Zuid-Servië opgraven en in Belgrado verbranden. In 1935 werd daarom op de Vracarheuvel –de plek waar Sava zou zijn verbrand– begonnen met de bouw van de kathedraal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende communistische periode lag de bouw stil. Die werd pas hervat in 1985. De financiering van de kerk, die vanbinnen nog op voltooiing wacht, is geheel gebaseerd op giften.