Koningen mogen in hun inbeelding verheven zijn, zittende op een onwankelbare troon. Doch boven dit alles is Hij, Die daar zit boven de kloot der aarde, de Schepper van hemel en aarde. Hij heeft de opperheerschappij en Hij doet met de koninkrijken wat Hij wil.Wat dunkt u geliefden, zou er in Gods boek ten aanzien van ons land ook als met zwarte letters geschreven staan: Mené, Mené? God heeft onze werken en handelingen geteld. Wie weet hoe nabij het einde is gekomen, dat ons land geteld is tot de ondergang. Wie kan loochenen dat ons vaderland met de gruwelijkste zonden vervuld is, die een haastig oordeel verdiend hebben? Gewis, God zal het zien en zoeken.

De goddelozen mogen menen dat God de zonden niet ziet en telt. Wat een dwaasheid is dat! Voorwaar, God telt onze zonden zelfs tot in de diepste schuilhoeken. Een onbekeerlijk volk is nabij het verderf, tenzij het zich bekeert. Indien het in zijn onbekeerlijkheid volhardt, is ons land zeker geteld.

Dit moet eenieder van ons aanzetten de bekering niet uit te stellen. Wees dan ijverig in het bidden en smeken. Wie weet, God mocht Zich wenden.

Carolus Tuinman, predikant te Middelburg

(Keurstoffen, 1761)