„Invloed SER maar matig”
De Sociaal-Economische Raad (SER) speelt een minder belangrijke rol in het Nederlandse economische beleid dan wordt aangenomen. Gemiddeld is de invloed van de SER matig: als de regering een advies van de raad naast zich neer wil leggen, doet ze dat.
Dat concludeert historicus Willem Camphuis in een onderzoek, waarop hij op 2 juni promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. „Het beeld dat bestaat en bestond is: wat de SER adviseert, wordt overgenomen”, aldus historicus Camphuis. Maar dat is niet zo, concludeert hij.Camphuis onderzocht 28 adviezen over lonen en prijzen die de SER tussen 1950 en 1993 uitbracht op het gebied van lonen en prijzen. De helft van die adviezen had hoogstens een beperkte invloed op het regeringsbeleid. Slechts vijf adviezen bepaalden geheel het beleid.
Volgens de onderzoeker wordt de invloed van de SER dan ook „overdreven en te veel gegeneraliseerd.” De raad heeft meer in de melk te brokkelen bij zwakke regeringen en in tijden van economische voorspoed. Sterke regeringen trekken veel meer hun eigen plan en zijn eerder geneigd de SER-adviezen naast zich neer te leggen.
Camphuis noemt als voorbeeld een advies uit 1962, toen de SER met een compleet nieuw loonstelsel kwam. Dat werd vrijwel volledig overgenomen door het kabinet-De Quay. „De economie was booming en het kabinet-De Quay wilde het bedrijfsleven langzaamaan meer betrekken in de loonpolitiek. Dat mislukte, de politiek zat met de handen in het haar en onder die omstandigheden had de SER met zijn ontwerp grote invloed.”
Veel minder had de SER in te brengen in de jaren tachtig, toen premier Lubbers en minister De Koning van Sociale Zaken adviezen van de SER over het minimumloon en de koppeling van lonen en uitkeringen onder dankzegging naast zich neerlegden.