Kerk & religie

Geruisloos uit het zicht verdwijnen

„Vader Cats zei het al: „Bij de vijftig gaat het leven zakken. Bij de zestig komen de ongemakken.” Ik ben nu bijna zeventig, grotendeels doof. Maar ik mag niet klagen. Vijfentwintig jaar lang heb ik mogen preken. Dat geeft reden tot verwondering, dat ik verwaardigd werd om dienaar van het goddelijke Woord te zijn. Dat is geen kleinigheid.”

J. van ’t Hul
14 January 2003 08:37Gewijzigd op 14 November 2020 00:03
BLESKENSGRAAF - Ds. W. Verboom: „We weten dogmatisch heel precies hoe het moet. We weten dat allemaal op ons duimpje, maar het moet er maar eens echt op aan komen.” Hij herdacht zaterdag dat hij 25 jaar predikant is. - Foto RD, Anton Dommerholt
BLESKENSGRAAF - Ds. W. Verboom: „We weten dogmatisch heel precies hoe het moet. We weten dat allemaal op ons duimpje, maar het moet er maar eens echt op aan komen.” Hij herdacht zaterdag dat hij 25 jaar predikant is. - Foto RD, Anton Dommerholt

Ds. W. Verboom, hervormd emeritus predikant te Bleskensgraaf, laat een boekje zien: ”De tijd is nabij”, geschreven door ds. H. G. Abma. „Dit boekje kreeg ik van mijn vriend, burgemeester De Jonge van Nieuw-Lekkerland. Vlak nadat hij me dit boekje gaf, overleed hij, 67 jaar oud. De Jonge heeft ook niet geweten dat de tijd, dat de eeuwigheid, zo nabij was. Dat is de boodschap, voor ons allen: De tijd is nabij.”

In de huiskamer staat nog zijn orgel. „Ik speelde graag. Noten lezen heb ik nooit geleerd. Dat hoeft ook niet, want psalmen en gezangen spelen heb ik mezelf aangeleerd. Maar, dat is voorbij. Zingen deed ik ook graag. Vooral in de auto, als ik alleen achter het stuur zat. Dan zong ik het hoogste lied. Ook weer psalmen, gezangen en geestelijke liedekens. Dat lijkt me heel bijbels. Op school leerden we al die liederen uit ons hoofd. Dat doen ze tegenwoordig niet zoveel meer en dat vind ik wel jammer.”

Doofheid is heel lastig, zegt ds. Verboom. „In grote groepen mensen sta ik direct buitenspel. Daarom ga ik ook nooit meer naar kerkelijke vergaderingen, nooit meer naar recepties, weinig meer op visite.”

Met dure technische hulpmiddelen is de emeritus predikant nog wel in staat om te preken. „Iedere zondag nog. Als ik preek, hoef ik niet te luisteren. Dat scheelt. Ik zou het erg missen als het niet meer kon. Als je preken moet, blijf je met het Woord bezig. Daarin ligt mijn leven. Dat is ook onze opdracht: Predik het Woord. Mensen moeten kunnen zeggen: Dominee, waar staat dat in de Bijbel?”

Is in die afgelopen vijfentwintig jaar een beetje aan de opdracht voldaan: Predik het Woord? „Zal ik dat precies zeggen? Handelingen 11:17: Daar zegt Petrus: „Wie was ik toch?” Dat zeg ik Petrus na: Wie was ik toch? En, wie ben ik nog? Dat is ook niet erg, want het ging in al die preken niet om ons. Hij moet wassen, ik moet minder worden. Dat is de moeilijkste les voor al Gods kinderen. Toch is dat de weg, alleen Hem overhouden, Christus en Zijn genade.”

Een dienstknecht mag geruisloos uit het zicht verdwijnen, vindt ds. Verboom. Hij heeft daarvoor een bijbels voorbeeld gevonden: „Elihu. De man die oprecht met Job sprak. De drie vrienden van Job staan recht tegenover hem, trappen hem op het hart, zitten hem op z’n huid. Dan komt de jonge Elihu. Hij gaat in elk geval naast Job zitten, gaat pastoraat bedrijven, gaat onderwijzen. Elihu brengt Job bij God. En wat staat er dan: „Daarna antwoordde de Heere Job uit een onweder.” En daarna hoor of lees je nergens meer over Elihu. Geen enkele verklaarder kan precies uitleggen wie Elihu was. Kijk, dat vind ik nu mooi, een man van God gezonden, een Verbi Divini Minister, die geruisloos in het niet verdwijnt.”

Zo mag ook de Bleskensgraafse emeritus wel geruisloos uit het zicht verdwijnen, vindt hij. „We zingen niet voor niets: Zíjn naam, niet de mijne, maar Zíjn naam moet eeuwig de eer ontvangen.”

Vijfentwintig jaar preken geeft stof tot verwondering. „En stof tot dankbaarheid, voorzover wij dat kunnen opbrengen. Als een mensenkind onderweg naar de preekstoel bepaald wordt bij zijn eigen onwaardigheid en onbekwaamheid, dan schiet er echt niet veel van je over. Dan kom je altijd dankbaarheid tekort.”

Wellicht was er ook tekort, was er ook schuld, misschien is er ook veel gebrek geweest in de bediening van al die jaren? „Dat is zeker waar. Maar laten we daarmee toch voorzichtig zijn. Dat is allemaal zo gauw gezegd. We weten dogmatisch heel precies hoe het moet, hoe het hoort, hoe iets rechtzinnig klinkt. We weten dat allemaal op ons duimpje, maar het moet er maar eens echt op aan komen.”

En dan opeens: „Weet jij wie de Heere is? Hij is goed, hoor. Want wat hij vraagt, dat geeft Hij. En wat Hij geeft, dat vraagt Hij. In allebei de gevallen is er van ons niets bij.”

Willem Verboom werd op 18 september 1933 in Nieuwerkerk aan den IJssel geboren. In zijn jonge jaren gebeurde er iets tussen God en zijn ziel. Het verleden komt terug, met horten en stoten. Het is een verhaal van brokstukken. „Al jong liep ik niet vrij over de wereld. Toen werd het 1944. Oorlog. Toen is er iets gebeurd in mijn leven waardoor ik mij aan de Heere verplichtte mijn leven aan Zijn dienst te wijden. Dat werd een heel lange weg. De ene keer was Hij dichtbij, met Zijn gunst en genade, de andere keer was Hij heel ver weg.”

Het was een groot gezin waarin Willem Verboom opgroeide. „Je legde je hart niet zomaar open en bloot. Geld voor een theologische studie was er trouwens niet.” Het werd de ambachtsschool. Verboom werd machinebankwerker. Vijfentwintig jaar werkte hij bij de plaatselijke smid. „Maar in 1969 was de strijd beslist. Toen moest ik het hoofd in de schoot werpen. Ik kon geen kant meer op, wilde ook geen andere kant meer op dan de weg die de Heere wees.”

Hoewel inmiddels vader van een gezin met vier kinderen, ging Verboom weer aan de studie. Drie jaar vooropleiding en vier jaar universiteit volgden. Op 44-jarige leeftijd deed hij kerkelijk examen. Uit zeven beroepen nam hij dat van Nieuw-Lekkerland aan. Waarom juist Nieuw -Lekkerland? „Dat is niet uit te leggen. Ik dacht dat ik naar een andere plaats zou moeten, maar het werd Nieuw-Lekkerland. De Heere doet nooit half werk. De weg was glashelder.”

Zes jaar stond ds. Verboom in het dijkdorpje aan de Lek. In Zegveld stond hij vervolgens vier jaar, in Streefkerk acht jaar. „En toen was ik op. 63 jaar. Uitgeblust.” In 1996 ging de predikant met vervroegd emeritaat. Enkele jaren daarna was hij weer in staat wat te gaan doen. Pastoraal werk deed hij in de achterliggende jaren in Benschop, Alblasserdam en Papendrecht. In Papendrecht werkt hij nog steeds.

Nieuw-Lekkerland, Zegveld, Streefkerk. Voorkeur? Resoluut schudt ds. Verboom zijn hoofd. Hij wil daarvan niet weten. „Hoewel, de eerste liefde is en blijft Nieuw-Lekkerland. Je moet tenslotte recht op de weg blijven, de weg van het Woord. Want je kunt zowel rechts als links van de weg raken en verongelukken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer