„Luthersen wilden niet in bezemkast”
Ze stuurde als president de Evangelisch-Lutherse Kerk, ondanks zware turbulentie, de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) binnen. Vrijdagavond legde mevrouw ds. I. Fritz (47) het voorzitterschap van de lutherse synode neer. „We wilden als luthersen absoluut geen plaatsje krijgen in de bezemkast van de PKN.”
Haar stem is zacht. Beschaafdheid is een van haar handelsmerken. Als geboren Duitse spreekt ze foutloos Nederlands. Maar haar accent verraadt nog steeds haar afkomst. Ze was net predikante geworden van de lutherse gemeente in Amsterdam-Zuidoost toen ze in 2001 gevraagd werd vicepresident te worden van de synode van de Evangelisch-Lutherse Kerk. „Ik zou dan alles wat naar buiten toe met Samen op Weg te maken had in mijn pakket krijgen. Natuurlijk heb ik nee gezegd, vooral ook omdat ik geen enkele ervaring had. Maar ik werd niet met rust gelaten en heb me laten overhalen. Toen enige tijd later de president terugtrad, werd ik gekozen tot zijn opvolger.”Ze kreeg het moeilijkste dossier op haar bureau dat een president van de Lutherse Kerk in Nederland ooit onder handen had gehad: fusie met twee andere reformatorische kerken tot de Protestantse Kerk in Nederland. „Op deze schaal uniek in de wereld, tot op de dag van vandaag. Twee tradities, de calvinistische en de lutherse, die samengaan in één kerk.”
De kerkvereniging kwam er, maar het is meerdere keren een dubbeltje op z’n kant geweest. „Vooral tijdens een extra synodevergadering in september 2003 heeft het er echt om gespannen. Toen heb ik mezelf ook afgevraagd of het voor de Lutherse Kerk misschien toch niet beter zou zijn om af te haken. Als het tot een scheuring was gekomen, waren we uit het verenigingsproces gestapt. Want de Lutherse Kerk was echt te klein om te scheuren.”
Uiteindelijk stemde op 12 december 2003 ook de synode van de Lutherse Kerk vóór de kerkvereniging. Met als gevolg dat op 1 mei 2004 de Nederlandse Hervormde Kerk scheurde omdat veel hervormden onoverkomelijke bezwaren hadden tegen het opnemen van lutherse belijdenisgeschriften in de kerkorde van de PKN. Ds. Fritz: „Ik heb altijd geprobeerd begrip te hebben voor de bezwaren tegen de lutherse confessie. Er zijn verschillen en die hoef je ook niet weg te poetsen. Die zijn legitiem. Alleen: de drie kerken hebben afzonderlijk uitgesproken dat die verschillen niet kerkscheidend zijn. Bij ons als luthersen was er vaak het gevoel: Willen ze ons wel? En dan zei ik altijd: Ja, ze willen ons, dat hebben ze duidelijk uitgesproken. Daar moet je dan ook op kunnen vertrouwen.”
Hebt u nooit gedacht: Wij moeten ons als luthersen terugtrekken, zodat een grote scheuring in de Hervormde Kerk voorkomen kan worden?
„Die scheuring was er toch gekomen. Misschien later, misschien minder groot, maar toch. We zijn echt tot het uiterste gegaan om de bezwaarden tegemoet te komen. Maar er was voor ons wel een grens. Wij wilden per se niet weggestopt worden in de bezemkast van de Protestantse Kerk. We wilden niet eens een aparte kamer. Dat hervormden in een hotelkerk konden leven, prima. Dat ze in de PKN hun eigen kamer wilden: ook goed. Maar wij wilden die aparte kamer niet. Wij wilden op de gang mogen lopen en met elkaar in gesprek gaan. Zonder dat gesprek ben je volgens mij geen kerk. Daarbij: uitstappen was geen optie omdat we het streven naar eenheid als een evangelische opdracht zien.”
De komst van de PKN heeft de luthersen in Nederland van de ondergang gered.
„Mogelijk. De fusie heeft ons veel goeds gebracht, ondanks alle problemen. Want die zijn er ook. We zijn een kleine gemeenschap die gemakkelijk helemaal had kunnen verdwijnen in de grote PKN. Anderzijds: lutheranen en calvinisten hebben elkaar veel te vertellen. En dat gebeurt in de PKN.”
U bent moderamenlid geweest van de Protestantse Kerk. Had u geen preses willen worden?
„Ja, ik heb met die gedachte gespeeld. In die tijd werd het me echter ook duidelijk dat er voor mijn voorzitterschap onvoldoende steun geweest zou zijn binnen de synode. Ik ben natuurlijk én vrouw én luthers. Hoe dan ook: het was een mooie tijd, maar nu is het ook weer goed in de gemeente te werken.”