Vliegen op de wiekslag van het geloof
„Een gave van God, waarin geslachten behouden en bewaard bleven”, noemt ds. C. van den Bergh de kerk. Het kan de oud-voorzitter van de Gereformeerde Bond pijn doen wanneer mensen weinig waarde hechten aan het kerkverband waarin ze zijn grootgebracht. Vorige week herdacht hij zijn 50-jarig ambtsjubileum.
Het appartement van de hervormde emeritus predikant bevindt zich op acht hoog, aan de rand van Ridderkerk. De felle meizon valt door de grote ramen naar binnen en verwarmt de huiskamer.Zijn vrouw, in een stoel voor het raam, kijkt uit over de wijde omgeving. De stompe toren aan de horizon verraadt de ligging van Dordrecht. „Ik ben dankbaar dat mijn vrouw en ik er nog zijn”, begint de 85-jarige predikant. „Twee jaar geleden hebben we door een wonder het leven mogen behouden.”
Beiden werden met een longontsteking in het ziekenhuis opgenomen. „De artsen gaven aan dat ze voor mijn leven vreesden en vroegen mijn zoons of de behandeling moest worden voortgezet, wat inderdaad is gebeurd. Menselijkerwijs gesproken heb ik mijn leven aan die beslissing te danken. Menselijkerwijs, want het is de Heere geweest Die mij bewaard heeft.” Na een revalidatieperiode in een verpleeghuis keerde het echtpaar Van den Bergh terug in het appartement.
Op 10 mei stond hij vijftig jaar in het ambt, enkele weken daarvoor vierde hij in kleine kring zijn 50-jarig huwelijk. De jubilea zijn niet vergeten. Op verschillende tafels in de kamer staan boeketten bloemen. „Er kwamen stapels kaarten binnen. Het is fijn dat er in mijn vroegere gemeenten aan ons gedacht en voor ons gebeden is.”
Ds. Van den Bergh begon zijn ambtelijke loopbaan in Polsbroek en Vlist en stond daarna in Oud-Beijerland, Katwijk aan Zee, Rotterdam-Zuid en Barneveld. Na zijn emeritaat verleende hij bijstand in het pastoraat in Noordwijk.
Yad Vashem
Van de gebeurtenissen in zijn leven die hem tijdens het gesprek voor de geest komen, is de Tweede Wereldoorlog de meest ingrijpende. Beelden van Joden die onmenselijk aangepakt werden, staan in zijn ziel gekerfd. „Jarenlang, zelfs decennialang heb ik daar geen last van gehad. Maar de laatste jaren gebeurt het soms dat ik er wakker van lig.”
„Van maandag tot vrijdag heb ik vastgezeten op het politiebureau”, vervolgt hij. De cel daar was het voorportaal van Kamp Amersfoort en daarna Duitsland, omdat zijn papieren niet in orde waren. Door tussenkomst van een advocaat kreeg ds. Van den Berg zijn vrijheid terug. „Terugkijkend denk je: hoe kunnen mensen tegenover mensen zijn? Ik heb gezien hoe de Duitsers Joden wegvoerden. Ze werden de veewagens ingetrapt. Later, in Yad Vashem, heb ik gehuild bij foto’s van Joden die afgevoerd werden.
Op dat moment drong niet tot me door wat er aan de hand was. Pas later kwam het besef wat er had kunnen gebeuren als ik niet uit de cel was gehaald. Ik kan me nu niet voorstellen dat ik daar gewoon geslapen heb. Onlangs zag ik een beeld van een cel in het Oranjehotel (Scheveningse strafgevangenis, E. H.). Dat vloog me gelijk aan. Terwijl de gebeurtenissen van toen niets zijn vergeleken bij wat anderen meemaakten.”
Arend
In diezelfde dagen ontkiemt er bij ds. Van den Bergh een roepingsbesef. Hij gaat in Utrecht studeren en doet later intrede in zijn eerste gemeente. Wat de predikant naar eigen zeggen het liefste deed, maar wat tevens het zwaarste woog, was preken.
„Het meest zegenrijk waren die momenten dat ik me thuis voelde op de preekstoel. Als een arend op z’n nest, die zijn jongen leert vliegen, mocht ik de gemeente opwekken om mee te vliegen op de vleugels van het Woord, op de wiekslag van het geloof. Troostrijk was het wanneer je werd bepaald bij Gods verkiezende genade, als je naar de preekstoel liep. Dan ging je niet voor niets.”
De talloze vergaderingen die ds. Van den Bergh heeft geleid, waren geen opgave voor hem. Hij hanteerde de voorzittershamer niet alleen tijdens kerkenraadsvergaderingen maar ook als voorzitter van de Gereformeerde Bond. Bijna zeventien jaar, van 1978 tot 1995, maakte hij deel uit van het bestuur. De laatste tien jaar als voorzitter.
„Ik heb altijd benadrukt dat we de kerk van de Heilige Geest hebben gekregen om te behouden en te bewaren. Mensen springen soms te gemakkelijk met haar om. Misschien komen velen daarom in vrije groepen terecht.”
Tegelijk bemerkt hij een grote betrokkenheid van jongeren op de kerk. „Er zijn gemeenten waar volop aandacht is voor de jeugd, waar de jeugd omgekeerd veel aandacht heeft voor de kerk en het Evangelie. In de tijd dat ik vijftien, zestien jaar was, gingen de meesten naar de kerk, maar daar hield het ook mee op.”
Wederkomst
„De laatste jaren voordat ik met emeritaat ging, kwam er meer ruimte voor getuigenis. Voor die tijd was ik altijd bang dat ik mezelf zou brengen, in plaats van Hem om Wie het gaat. Dat het toch gebeurde, kwam door de behoefte van mijn hart. Natuurlijk deed ik dat niet overal. Je kunt dat ook niet zelf maken. Zo van: nou zal ik ’es. Het moet ontstaan, op de preekstoel.
Hoe zal het zijn, zei ik wel eens, bij de wederkomst van Christus, als de biljarden die geleefd hebben van Adam tot nu, zullen opstaan. Dat is iets waar je soms naar uit kunt zien. Al ligt mijn persoonlijk verscheiden daar nog wel tussen. Toch vraag ik de Heere of ik hier nog een poosje mag blijven. Mijn vrouw, die ik van de Heere gekregen heb, heeft me nodig.”
In oktober 2004 beklom ds. Van den Bergh –zonder dat hij het wist– voor het laatst de kansel.
„Achteraf bleek dat het moment te zijn waarop ik moest stoppen. De tekst voor de preek stond in Marcus 6: „Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig.”