Paden
Binnenkort zijn mijn echtgenote en ik 12,5 jaar getrouwd. Op zulke momenten kijk je terug op dat deel van je verleden. Er was in die jaren veel om dankbaar voor te zijn. Ik heb een grandioze vrouw ontvangen en vier lieve kinderen. Verbazingwekkende genade!
Tegelijkertijd tonen die jaren dat het ware geluk niet op aarde te vinden is. Ons bestaan blijft onaf, gebroken en onbegrepen. Het leven is een vreemde reis, ons hart een donker ding. Deze gebrokenheid gaat geen mens voorbij. Toch moeten we in Bijbels licht zeggen dat dit allereerst geldt voor hen die Christus volgen. Zij hebben geen thuis op deze wereld.Wie aan de hand van de duivel gaat, loopt over fluweel. Maar wie Jezus volgt, betreedt een smalle, oneffen weg. Struikelen en kruisdragen bepalen je gang. Niet voor niets roept de Bijbel op om goed de kosten te overrekenen, voordat je Christus toevalt. Je moet voorbereid zijn op strijd, en vooral op de diepe wegen waarin God Zijn hand heeft. De doop van een kind is geen gezellig familiefeestje, maar inlijving in een geprangde gemeenschap.
Wat dat betreft brengen wij onze kinderen kromme opvattingen bij over het volgen van Jezus. We spreken daarover te zoet. Wij moeten het weer leren om hun te zeggen: om tot de kudde van de Heere te horen, moet je je instellen op een moeilijke en eenzame levensweg. Het is het lot van de schapen van de kooi van Christus om in de wereld geschoren te worden. Je krijgt last van jezelf, de wereld en de duivel. Vaak zul je omwille van Zijn Naam je rust en voorspoed kwijtraken.
Ik vrees dat wij deze notie ontgroeid zijn. Treffend verwoord is dit in een gedicht van Ad den Besten:
Waarom moest ik Uw stem verstaan?
Waarom, Heer moet ik tot U gaan
zo ongewende paden?
Waarom bracht Gij
die onrust mij
in ’t bloed – is dat genade?
Gij maakt mij steeds meer vreemdeling.
Ontvreemdt Ge mij dan ding voor ding,
al ’t oude en vertrouwde?
O blinde schrik, –
mijn God, mag ik
niet eens mijzelf behouden?
Want ik zie voor mij kruis na kruis
mijn weg langs en geen enkel huis
waar ik nog rust zou vinden.
Kom ik zo echt
bij U terecht,
ben ik wel Uw beminde?
Het is nodig om ons deze notie van de navolging van Christus in te scherpen. Persoonlijk, maar ook als gereformeerde gezindte. We zijn als Nederlandse christenen verwend. In het licht van de geschiedenis en vergeleken met een groot deel van de wereld kennen wij ongekende vrijheden. Het geloof kost ons vrijwel niets. Of dat iets zegt over de kwaliteit van ons geloof, laat ik buiten beschouwing. In ieder geval is het goed om ermee te rekenen dat de tijden veranderen.
Veel van „al ’t oude en vertrouwde” wordt in hoog tempo opgeruimd door een seculiere meerderheid. De erosie van binnenuit gaat minstens zo hard. Blijven wij staande als onze scholen, reformatorische instellingen en christelijke politieke partijen wegvallen? Blijven we overeind als christelijke opinieleiders of boegbeelden omtuimelen? Als alle uiterlijke steun ontvalt?
Het zal niet meevallen. We komen uit zo’n luxe situatie. Maar de normale consequenties van het christelijk belijden zijn onbegrip en spot, lijden en sociaal isolement. Uit het Evangelie weten wij dat ons niets vreemds overkomt. En natuurlijk blijven wij dan niet stoer en onbewogen staan. Slechts één ding houdt ons overeind op het hellend vlak van ons bestaan. De slotregels van het gedicht fluisteren het:
Spreek Gij dan in mijn hart en zeg,
dat het zo goed is, dat die weg
ook door Uw Zoon gegaan is,
en dat Uw land
naar alle kant
niet ver bij mij vandaan is.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.
Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.