Een 22-jarige mededader werd veroordeeld tot dezelfde straf, terwijl een derde militair (30) vanwege zijn grotere aandeel in de zaak voorwaardelijk 100 uur onbetaalde arbeid kreeg.Na op een feestje te zijn geweest besloten de Edenaar en zijn kompanen in een stomdronken bui op de legerplaats twee nieuwelingen te sarren.

Ze drongen het duo in het nauw en beledigden hen met een stortvloed aan scheldwoorden. Bovendien deelde de 30-jarige aan het tweetal enkele tikken uit. De slachtoffers deden vervolgens aangifte.

De amokmakers konden zich tijdens de zitting van de politierechter niet al te veel van het incident herinneren. Ze stelden ten tijde van het voorval „gek van de drank” te zijn geweest en alleen maar „een geintje wilden uithalen.”

Dat er werd gescholden was goed mogelijk, verklaarden de plegers. „Maar ik heb zelf nooit geslagen”, verzekerde de Van de B. de rechter.

De officier van justitie oordeelde dat de drie duidelijk over de schreef zijn gegaan door de nieuwelingen lastig te vallen. De aanklager eiste tegen de mannen onvoorwaardelijke taakstraffen van 75 tot 150 uur.

De politierechter vond deze strafeis te zwaar en oordeelde dat de soldaten niet daadwerkelijk een werkstraf hoeven te verrichten. Gaat het drietal echter binnen een jaar weer over de schreef, dan moeten ze alsnog onbetaald aan de slag.