„Laat theocratische pretenties los”
Voor de politieke spreekbuis van de bevindelijken, de SGP, wordt het hoog tijd om de parlementaire democratie principieel te aanvaarden als het speelveld om hun belangen als religieuze minderheid veilig te stellen, en in deze tijden van herlevend fundamentalisme theocratische pretenties los te laten.
Deze conclusie trok dr. J. Exalto in een lezing over bevindelijke groepsvorming in de twintigste eeuw. Hij sprak gisteren op de studiedag ”Religie in een liberale democratie: routes en attitudes” aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. De bijeenkomst was mede georganiseerd door het tijdschrift Religie & Samenleving en het interdisciplinaire VU-instituut VISOR.Dr. Exalto baseerde zijn actuele toespitsing op een historisch overzicht van hoe de bevindelijk gereformeerden tot organisatie zijn gekomen. „Aan de democratische rechtsstaat en in het bijzonder aan de Pacificatie van 1917 hebben zij hun politieke en maatschappelijke bestaan en voortbestaan te danken.”
Groepsvorming
Bevindelijk gereformeerden zelf hebben de neiging hun bestaan te herleiden tot Calvijn, de Synode van Dordrecht en de Nadere Reformatie. Dr. Exalto is van mening dat in verschillende godsdienstsociologische studies onvoldoende uitkomt dat hun groepsvorming het resultaat is van een historisch ontwikkelingsproces.
„Daarmee krijgen zij een onhistorische, statische identiteit, die de eeuwen ongeschonden heeft verduurd. Als we echter bijvoorbeeld bezien wat de wortels zijn van de oud gereformeerde gemeente en de gereformeerde gemeente te Utrecht, dan zijn ze er opeens in de jaren 1920. Er is zelfs geen aantoonbare relatie met de bevindelijke groepsvorming rond 1877 te leggen, laat staan met de tijd daarvoor.”
De bevindelijk gereformeerden vormden voordien geen eigen volksdeel, stelt dr. Exalto. „Voor zover zij zich niet in eigen kleine kring terugtrokken, participeerden zij in de hervormde of gereformeerde volksdelen. Met de toenemende differentiatie van het maatschappelijk leven in levensbeschouwelijke compartimenten geraakten zij echter steeds meer tussen de hervormde wal en het gereformeerde schip.”
Volgens de VU-onderzoeker differentieert de bevindelijke, onzichtbare groepscultuur zich in de jaren 1920 van de lokale samenleving door integratie in landelijke organisaties. „Deze groepsvorming dankte haar ontstaan aan één man, de Kuyper van de bevindelijk gereformeerden: ds. G. H. Kersten.”
Onterving
Volgens dr. C. S. L. Janse voelen bevindelijk gereformeerden zich sinds de laatste decennia van de twintigste eeuw steeds meer vreemdelingen in eigen land. Daartegenover verdedigt dr. Exalto de hypothese dat hun profilering als zodanig het gevolg is van een gevoel van onterving. „Zij zijn ontstaan als een religieuze en maatschappelijke restcategorie als gevolg van het moderniseringsproces sinds ongeveer 1850. Het belangrijkste front waartegen zij zich afzetten waren de neogereformeerden of kuyperiaanse gereformeerden met hun verbondsleer en de daarmee samenhangende leer der veronderstelde wedergeboorte. Had het neocalvinisme geen dwalingen gehad, dan was er nooit een reformatorische zuil ontstaan. Deze zelflegitimatie contra het neocalvinisme was een belangrijk argument voor de oprichting van de Staatkundig Gereformeerde Partij en voor de stichting van reformatorische basisscholen en kweekschool De Driestar.”
Tv-dominee
Dr. M. van de Port, hoogleraar populaire religiositeit aan de VU, doet onderzoek naar religieuze uitingsvormen buiten de gevestigde instituten. „Daarbij is er altijd sprake van mengvormen tussen de populaire cultuur en religieuze symbolen. Je ziet tegelijk dat de meer institutionele vormen van religie gebruik maken van de populaire cultuur om mensen aan te spreken, zoals blijkt uit de verschijnselen van online biechten en tv-dominees.”
Dr. Van de Port illustreerde hoever popularisering van religie kan gaan aan de hand van de Afro-Amerikaanse bezetenheidscultus candomblé (verwant en vergelijkbaar met voodoocultus), zoals die bestaat in Brazilië. „Deze cultus is door de machthebbers eeuwenlang beschouwd als een sta-in-de-weg voor de ontwikkeling van Brazilië naar Europees model.”
De cultus manifesteert zich nu volop publiek. „Als gevolg van opgekomen cultureel nationalisme ontdekten Brazilianen vanaf de jaren 1920 hun etnische eigenheid als een combinatie van indianen, blanken en zwarten. Gedurende de herwaardering van de Afro-Amerikaanse cultuur: muziek, carnaval, vechtkunst, schoorvoetend komt zo ook candomblé de publieke ruimte in.”
De priesters moeten inmiddels zelfs hun best doen de religieuze strekking van candomblé te benadrukken. Homo’s associëren zich met de cultus vanwege de ambigue goden, feministen wegens de vrouwelijke priesteressen. „Eenmaal gepopulariseerd gaan mensen op de loop met de candomblé-geloofsvoorstellingen. Daarom zijn de priesters bang voor folklorisering en doen ze hun best hun cultus als een volwaardige religie te presenteren.”