Ouders betrekken bij de zorg
De klacht is bekend: de moderne mens is mondig, trekt graag zelf aan de touwtjes. Afhankelijkheid is een begrip uit de vorige eeuw, daar moeten we mee afrekenen. En levert school A, verzekeringsmaatschappij B, ziekenhuis C of bakker D niet precies wat ik wil, dan kiezen we toch voor E of F?
Terecht stellen christenen deze vorm van consumentisme onder kritiek, omdat die vrucht is van de tijdgeest waarin autonomie, verzakelijking en individualisme de kernwoorden zijn. Maar in een gisteren verschenen rapport klaagt de reformatorische gehandicaptenorganisatie Helpende Handen er juist over dat ouders te weinig gebruikmaken van hun rechten. Strookt dat wel met elkaar?Uit een bescheiden onderzoek van Helpende Handen blijkt dat circa een op de twaalf ouders lid is van een patiënten- of cliëntenraad. De organisatie vindt dat weinig en zou graag zien dat ouders wat meer van zich laten horen.
Op zich is dat een goed streven. De tijd van de verzorgingsstaat is voorbij en de overheid trekt zich steeds meer terug. Dat is geen verkeerde ontwikkeling, maar het vraagt wel om garanties dat instellingen op het vlak van zorg, onderwijs en welzijn goede kwaliteit blijven leveren. Raden van bestuur en van toezicht moeten dat controleren, maar het is niet meer dan vanzelfsprekend dat ouders, patiënten of cliënten daar ook bij betrokken worden.
Participatie van ouders moet daarom niet gezien worden als een bron van ongewenste bemoeizucht maar juist als het inschakelen van een ander specialisme. Lastige ouders bestaan niet, ze zijn juist een uitdaging. Ouders hebben een andere deskundigheid. Ze kennen het kind vanuit een heel andere omgeving, hebben meestal een beter overzicht, zijn vertrouwd met het complete medische dossier en hebben ook een andersoortige relatie met het kind.
Het actief betrekken van ouders, cliënten en patiënten zet bovendien een rem op het verschijnsel dat mensen plotseling wel goed de weg weten als er fouten gemaakt worden of als er wat te klagen valt. Zo’n platform geeft ouders een stem en zorgt ervoor dat er meer rekening gehouden wordt met de wensen van de cliënt. Tegelijkertijd voorkomt het juist de verzakelijking in de contacten tussen ouders en zorgverleners.
Hoe komt het dan dat in reformatorische kringen ouderparticipatie achterblijft? Volgens het onderzoek van Helpende Handen heeft dat nauwelijks te maken met principiële bezwaren tegen medezeggenschap. Begrijpelijk, want zolang ouderbetrokkenheid de gezagsrelatie niet ondermijnt, hoeft daar geen zorg over te bestaan.
Een mogelijke verklaring is dat bij een deel van de ouders sprake is van een soort gelatenheid of gemakzucht: ze zijn allang blij dat het voor hen geregeld wordt. Bij hen is de afhankelijkheid te ver doorgeschoten, ze onttrekken zich daarmee te gemakkelijk aan hun verantwoordelijkheid. Een andere mogelijkheid is dat een deel van de ouders de noodzaak voor participatie niet voelt, vanwege een groot vertrouwen in de hulpverlening. Dat laatste is mooi, maar geen reden om aan de kant te blijven staan.