Titanenklus in Kopenhagen
Het volledige werk van Søren Kierkegaard, inclusief zijn onuitgegeven geschriften, dagboeken en notities, is de afgelopen vijftien jaar systematisch en becommentarieerd bijeengebracht in een reeks banden, 55 in totaal. Het einde van de titanenklus, die wordt uitgevoerd door het Kierkegaard Forskningscenter (SKC) van de universiteit van Kopenhagen, is in zicht.
Het werk van de invloedrijke negentiende-eeuwse Deense denker is daarmee ruim 150 jaar na zijn dood voor het eerst voor iedereen toegankelijk, zelfs zonder dat men ervoor naar een bibliotheek hoeft. Er komt ook een online-uitgave. Met het einddoel in zicht is er zonder meer sprake van een mijlpaal. Naarmate de banden beschikbaar kwamen, heeft het onderzoek al dankbaar gebruik gemaakt van Kierkegaards gedachtegoed.Het onderzoek is sinds 1994 sterk geïntensiveerd en heeft buitengewoon inspirerend gewerkt, zegt Niels Jørgen Cappelørn, leider van het Kierkegaard Forskningscenter. „De uitgave van de banden heeft een soort dynamiek teweeggebracht. Tussen het filologische werk met de handschriften en het reguliere Kierkegaardonderzoek is een spanningsveld ontstaan. Dat gaf de aanzet tot nieuw onderzoek, met een geweldige hoeveelheid dissertaties van jongeren tot gevolg. Daarbij komen dan nog de vertalingen.”
Integraal
De opzet is om het werk zo mogelijk integraal over te zetten in het Engels, Duits, Frans en Spaans. Delen worden ook vertaald in onder meer het Chinees en het Tsjechisch. Het Nederlands ontbreekt zeker niet. Uitgeverij Damon in Budel heeft het voortouw genomen en bracht onder meer ”Vrees en beven” uit. „Vertalen is sowieso vaak lastig, maar dat geldt zeker voor het Deens van Kierkegaard”, vindt de Tjechische Kateøina Markova, die bezig is met ”Om begrebet Ironi” (”Over het begrip ironie”). „Het komt wel voor dat ik twee uur met één zin bezig ben.”
De Kierkegaardvorsers in het onderzoekscentrum, momenteel een slordige veertig, komen uit de hele wereld om aspecten van het werk nader uit te diepen. Zo onderzoekt de Italiaanse filosoof Reggio Rocca de verhouding tussen het esthetische en het religieuze bij Kierkegaard. „De belangstelling voor Kierkegaard in Italië groeit, vooralsnog het meest op het gebied van de filosofie, maar dat komt ook omdat theologie in Italië niet aan de gewone universiteiten maar alleen aan de kerkelijke seminaries wordt onderwezen.”
De Australiër Patrick Stokes van de universiteit in Melbourne is als gastonderzoeker bezig met een filosofische studie naar Kierkegaard en de persoonlijke identiteit. „Kierkegaard is een werkelijk fantastische moralist”, vindt Stokes. Hij zegt dat de negentiende-eeuwse Deense denker in Australië nog relatief onbekend is. „Kierkegaard heeft echter uitdagende dingen te zeggen voor de Engelstalige wereld. Daar ligt terrein braak.”
Duitse theoloog
De Duitse theoloog Gerhard Schreiber legt in het SKC de laatste hand aan zijn dissertatie over Kierkegaards opvattingen over het christelijk geloof en de uitgangspunten daarvan in zijn tijd. Schreiber is ervan overtuigd dat de vroege aantekeningen van Kierkegaard al in de kern aangeven wat hij later heeft uitgewerkt. „Ik beweer daarom dat men zijn geloofsopvatting niet kan begrijpen als je van die vroege notities geen kennis hebt genomen”, aldus Schreiber, die tevens meewerkt aan de Duitse vertaling van het verzamelde werk.
Een belangrijk deel van de geschriften van Kierkegaard is nooit eerder in boekvorm verschenen. Het gaat daarbij om een aantal werken die in principe wel gereed waren voor uitgave, maar desondanks nooit in druk zijn verschenen. Daarnaast zijn er de zogenoemde journalen en notitieschriften, alsmede de ”losse papieren”, die door de scribent –gelukkig voor de filologen– overigens wel bij elkaar zijn gehouden in omslagen. Dit alles vormt een van de kostbaarste schatten in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen, veilig bewaard in een kelder.
Volgens Cappelørn weet alleen het bewakingspersoneel waar die ruimte zich precies bevindt. Met behulp van een strak protocol –voor dergelijke zaken stuur je nu eenmaal niet even een willekeurige loopjongen– zijn de papieren in kwestie sinds 1994 in gedeelten naar het KSC overgebracht, om daar door de filologische afdeling te worden ontcijferd en gereed voor uitgave te worden gemaakt.
Chef-filoloog Steen Tullberg laat de papieren die hij onder handen heeft, zien. Het lijken fotokopieën: opvallend witte bladen met een wat verbleekte, bruinkleurige handgeschreven tekst, met doorhalingen en kanttekeningen in de marge. „Het zijn toch echt de originelen”, verzekert Tullberg. Aan het eind van de middag gaan de geschriften in de brandkast.
Wegbereider
Kierkegaard was in de eerste plaats theoloog, maar met zijn opvattingen over de betekenis en de zin van het menselijk bestaan heeft hij tevens een filosofische zijde. In geen enkel encyclopedisch artikel over de jonggestorven denker –hij leefde van 1813 tot 1855– ontbreekt dat hij de wegbereider was van het moderne existentialisme. Zijn gedachten over het wezen van het christelijk geloof hebben theologen nooit meer losgelaten. „De nadruk in het onderzoek lag niettemin vooral op de filosofische kant van Kierkegaard”, meent Cappelørn. Hij is er echter tevens van overtuigd dat de theologische Kierkegaardresearch de komende tijd heel wat zal opleveren.
„Kierkegaard heeft noch voor filosofen noch voor theologen specifieke vakboeken geschreven. Zijn werk is in feite één grote literaire productie. Dat kunnen we nu zien, doordat we hem via zijn notities en dagboeken in combinatie met de niet-uitgegeven boeken anders kunnen benaderen dan voorheen. En zeker, de commentaren die we hebben geschreven, laten daarbij ook altijd de theologische samenhang zien. Kierkegaard heeft nooit iets geschreven dat niet met een tekst van een ander in relatie stond, variërend van door hem gelezen boeken tot simpele advertenties of theaterrecensies. De man was voortdurend in dialoog met anderen. Hij was een genie. Toch heeft hij zich niet geïsoleerd. Dat maakt hem alleen maar groter, want hij staat daardoor dichter bij het leven dat wij leiden”, zegt Cappelørn. „Ik leer nog iedere dag wat van hem.”
Kierkegaard mag dan als Deen diep verankerd zijn geweest in de lutherse traditie, Cappelørn weet zeker dat ook Calvijn niet aan zijn aandacht is ontsnapt. „Hij heeft zich wel degelijk intensief met Calvijn beziggehouden. In zijn bibliotheek bevinden zich een exemplaar van Calvijns commentaar op het Nieuwe Testament en de ”Institutie”. Naar mijn idee kwam hij primair bij Calvijn terecht via zijn Duitse tijdgenoten Schleyermacher en Tholuck.”
Schleyermacher stond hoog aangeschreven in het lutherse Denemarken. „Bij een bezoek in de jaren dertig van de negentiende eeuw aan Kopenhagen werd hij als held binnengehaald. Studenten begeleidden hem met een fakkeloptocht naar de hoofdstad. Kierkegaard is er echter niet gereformeerd door geworden. Waar hij tegen aanliep was het gereformeerde denken rond de predestinatie en erfzonde. Dat kon hij niet in overeenstemming brengen met zijn visie op de vrijheid van de mens. Desondanks betekent dat niet dat Kierkegaard afstand nam van Gods voorzienigheid, maar hij zag en noemde haar eerder besturing die je als mens pas achteraf kunt begrijpen.”
Zondeval
In hoeverre Kierkegaard daarmee in aanvaring komt met de kern van de gereformeerde belijdenisgeschriften, of daar juist volledig mee op één lijn zit, is een discussie op zich. Mogelijk duikt Cappelørn er zelf nog eens in als er binnen afzienbare tijd een punt is gezet achter het project met Kierkegaards verzamelde werk? „Dat zou kunnen. Ik heb me wel altijd geïnteresseerd in zijn opvattingen over zonde, zondeval en erfzonde. De zondeval is volgens Kierkegaard de doorslaggevende breuk van de mens met God, maar met als effect een verlangen om terug te keren naar het verloren paradijs. Het is een centraal thema; je vindt het in de literatuur evenals bijvoorbeeld in films telkens weer terug.”