Vrijzinnige politiek met paarse trekjes
Vrijzinnige politiek is wars van dogma’s en van populisme. Die houding doet wat elitair aan.
Het zijn onbepaalde begrippen, maar iedereen heeft wel een zeker beeld bij kreten als „de grachtengordel” of „het establishment.” Dit begrip associeert men al snel met termen als hoogopgeleid, internationaal gericht en afkomstig uit een klein kringetje van de hogere burgerij in Amsterdam.Politiek gezien is deze sociologische eenheid uitgewaaierd over meerdere partijen. De zogeheten vrijzinnigen participeren in GroenLinks, PvdA, D66 en VVD.
Decennia geleden hadden de vrijzinnigen nog wel een gezamenlijk onderkomen in de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). Maar in 1946 ging deze partij met enkele andere fracties op in de PvdA. Inhoudelijk gezien is de VDB als een voorloper van D66 te beschouwen. Beide partijen koesteren de emancipatiegedachte en zijn voorstander van het invoeren van referenda.
Vanwege de versplintering onder de vrijzinnigen is een expliciete vrijzinnige partij niet haalbaar, schrijft de politicoloog Joop van den Berg in zijn inleiding op de bundel ”Open en onbevangen”. In deze bundel is een serie artikelen opgenomen van prominente Nederlanders, vooral ex-politici, die zich verwant voelen met de vrijzinnigheid. Zij zien vrijzinnige politiek als een attitude, een mentaliteit, je zou het een levenshouding kunnen noemen, maar geen ideologische stroming.
Ideologisch denken is onder vrijzinnigen niet sterk ontwikkeld, want het gevaar bestaat dat men dan dogma’s gaat ontwikkelen en daar gruwt dit soort liberalen van. Eveneens verachten zij populistisch denken. Denk aan het verweer van D66-leider Pechtold tegen Wilders. Daarmee is gelijk de achilleshiel van de vrijzinnigen genoemd. Is vrijzinnige politiek niet te veel een bezit van „Ons Soort Mensen”, stelt Van den Berg in een retorische vraag.
Een andere zwakke plek van de sociaalliberalen is het kosmopolitisme en het geloof in de meerwaarde van Europa. Dat kan naïef zijn en te goed van vertrouwen, waarschuwt Van den Berg. Dat bewijst GroenLinks-politica Buitenweg door in deze bundel te stellen dat Europa een „noodzakelijke utopie is.” Dergelijke kwalificaties doen wetenschappelijk aan, maar zeggen niets.
Bedenkelijk is de bijdrage van VVD’er Nicolaï over religie. Door dogma’s, religie en orthodoxie aan elkaar te verbinden schept hij onterecht het beeld dat religie de absolute tegenpool vormt van waarden als de vrijheid van meningsuiting. Is juist religie niet per definitie kritisch vanwege tekstkritiek en de mogelijkheid meerdere interpretaties toe te laten?
Onwillekeurig doet de inhoud van de bundel denken aan de periode tussen 1994 en 2002, waarin de vrijzinnige partijen PvdA, VVD en D66 tweemaal een paars kabinet vormden. Het geloof in de multiculturele samenleving wordt net als toen bijna dogmatisch bejubeld. In de nadagen van paars veranderde de wereld door de aanslagen op het World Trade Center. Die verandering wordt door de auteurs van dit boek grotendeels genegeerd.
”Open en onbevangen” is geschreven om een weerwoord te formuleren tegen de burger die in de huidige politieke instabiliteit zijn heil zoekt bij populistische partijen. Of dat gelukt is? De aanstaande Europese verkiezingen vormen een interessante lakmoesproef voor de vrijzinnige partijen.
N.a.v. ”Open en onbevangen. De noodzaak van politieke vrijzinnigheid”, samengesteld door Roger van Boxtel, Wim Dik, Thom de Graaf, Alexander Rinnooy Kan en Hans Wijers; uitg. Balans, Amsterdam, 2009; ISBN 978 94 600 3015 4; 238 blz.; € 18,95.