Zweden twijfelt over nut hulpgelden
De twijfel over het nut van ontwikkelingshulp heeft in Zweden op het hoogste politieke niveau toegeslagen.
De regering zette een diepgaande rapportering in gang en het eerste werkstuk dat minister van Ontwikkelingssamenwerking Gunilla Carlsson eind vorige week presenteerde bevestigt dat de vragen omtrent de zin van de niet aflatende geldstroom richting derde wereld niet ten onrechte zijn gerezen.Er volgen nog meer onderzoeken, maar één ding staat volgens Carlsson nu al vast, namelijk dat voortaan wel zal moeten worden aangetoond dat de bijdragen concrete resultaten opleveren. Dat betekent dat projecten waarin door de Zweedse belastingbetalers geld wordt gestoken onder de noemer ontwikkelingshulp niet alleen strenger zullen worden geselecteerd, maar ook zullen worden gevolgd. Dan zal bijvoorbeeld moeten blijken of er inderdaad een blijvende bijdrage is verleend aan de bestrijding van de armoede. Met dat voornemen is naar de visie van de conservatieve bewindsvrouw sprake van een aanzienlijke wijziging van de praktijk tot dusver, die zich heeft kunnen ontplooien onder vorige regeringen van in hoofdzaak sociaaldemocratische signatuur. In deze praktijk kraaide als het geld eenmaal was verleend geen haan meer naar het vervolg.
Zweden behoort met de andere Scandinavische landen en ook Nederland van oudsher tot de weinige geïndustrialiseerde westerse landen die er een eer in hebben gesteld om zo dicht mogelijk in de buurt te blijven van de VN-normen voor de verlening van ontwikkelingshulp. Dat wil zeggen dat het land steevast tegen de 1 procent van het bruto binnenlands product ter beschikking stelt. Twee derde deel van het jaarlijkse miljardenbedrag wordt verdeeld door de Swe-dish International Development Agency (SISA), een overheidsbureau onder de eindverantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het agentschap moet er inmiddels ook aan geloven en bereidt in opdracht van de regering een koerswijziging voor.
Uit het eerste door Carlsson op tafel gelegde rapport blijkt hoe dan ook dat moet worden erkend dat de resultaten in veel gevallen gewoon zijn uitgebleven. Dat wordt geconcretiseerd aan de hand van voorbeelden. De hardste critici van de ontwikkelingshulp wijzen er bovendien op dat resultaatmeting door de bijstandverleners à priori als verdachtmaking wordt opgevat. Tevens is volledig onduidelijk wat de positieve effecten zijn van kwijtscheldingen van leningen die in het verleden aan ontwikkelingslanden zijn verstrekt.
Hetzelfde geldt voor exportkredieten. De allesoverheersende vraag is hoeveel mensen daardoor aan de structurele armoede hebben weten te ontsnappen. Carlsson blijft niettemin voorzichtig in haar eindoordeel. We kunnen nog niet zeggen in welke mate de hulp bijdraagt aan de ontwikkeling van een bepaald land op de lange termijn.”
Want toegegeven, soms blijkt het ook wel te fungeren. Daarvan staan in het rapport ook voorbeelden.