Buitenland

Sichuan jaar na dato nog open wond

PEKING – Precies een jaar geleden beefde de aarde in de Chinese provincie Sichuan. Spontaan kwam massale hulp op gang. Journalisten konden even onbelemmerd werken. Terwijl het land gedenkt, zijn de vrijwilligers goeddeels vergeten, worden pers en slachtoffers geïntimideerd en lijkt alles weer terug bij het Sichuan van voor de aardbeving.

Van onze correspondent
12 May 2009 07:28Gewijzigd op 14 November 2020 07:53
PEKING – In China worden dinsdag de slachtoffers van de verwoestende aardbeving in de zuidwestelijke provincie Sichuan herdacht. Door het natuurgeweld een jaar geleden kwamen meer dan 80.000 mensen om het leven. Duizenden mensen worden nog altijd vermist.
PEKING – In China worden dinsdag de slachtoffers van de verwoestende aardbeving in de zuidwestelijke provincie Sichuan herdacht. Door het natuurgeweld een jaar geleden kwamen meer dan 80.000 mensen om het leven. Duizenden mensen worden nog altijd vermist.

Zonder angst sprak Liu Xiaoming over zijn kleine verzet tegen zijn hoofdredactie. Hij mocht niet naar het aardbevingsgebied. „Toen ik hoorde dat we alleen de berichten van (staatspersbureau) Xinhua mochten overnemen, ben ik weggelopen en naar Sichuan gekomen.” Want Liu, en met hem duizenden andere Chinese collega’s, wilden zelf het verhaal maken. Zelf zien wat er gebeurde en dat doen wat ze als journalist niet geacht worden te doen: vrij vertellen en laten zien wat de aardbeving met Sichuan had gedaan.Vervolgens sprak hij met de massa’s daklozen die met kartonnen dozen hun eigen plekje hadden gecreëerd in het stadion van Mianyang. „Dit is het grootste journalistieke verhaal van mijn generatie”, zei Liu, blij dat hij er ooggetuige van was.

Die zelfverworven vrijheid duurde nog geen maand. Het is namelijk de lokale overheid die publicatievergunningen afgeeft en die bepaalt wie er als journalist mag werken. Ook de vrijheid voor buitenlandse journalisten hield al snel op en voor ze er erg in hadden waren de vergunningen- en accreditatieobstakels weer opgeworpen.

Het is niet dat China geen ervaring heeft met dodelijke aardbevingen. Zo kwamen in 1976 bij de stad Tangshan minstens 240.000 mensen om. Nieuw was echter dat die in Sichuan plaatsvond in een opener en vooral communicatief geavanceerder China. Meteen na de beving van 8,0 op de Richterschaal, kwam het internet op gang, werd er driftig gebeld en probeerde men via de televisie te weten te komen wat er speelde.

Spontaan trokken honderdduizenden Chinezen op eigen houtje naar het rampgebied om hulp te verlenen. Ze lieten hun werk of studie voor wat het was, namen hun spaargeld op, organiseerden zich in groepjes en gingen helpen. Zelden zullen centrale en provinciale overheden zo’n gemotiveerde bevolking hebben gezien.

Kennelijk joegen die spontane ontwikkelingen hen angst aan. Journalisten zijn inmiddels terug in hun hok en de vrijwilligers zijn vergeten. Mensen die een jaar na dato nog steeds niet weten wat er met hun familieleden is gebeurd –er zijn nog 20.000 vermisten– worden onder druk gezet om niet te zeuren en door te vragen. Correspondenten die de afgelopen weken het rampgebied bezochten werden geïntimideerd of gearresteerd. Sterker nog: lokale ambtenaren beschuldigen buitenlandse media ervan „sociale onrust” te willen veroorzaken.

De regie is weer in handen van de overheid. Zo hoort iedereen dat partij en leger zich voorbeeldig gedragen en voor alles zorgen. De media hebben strikte voorschriften gekregen vooral niets te onderzoeken en geen kritische verhalen te maken.

De strakke controle vloeit voort uit angst dat er genoeg Sichuanezen zijn die een waslijst aan grieven hebben. Zo is er de kwestie rond het aantal omgekomen schoolkinderen. Officieel kwamen 5335 kinderen om of zijn vermist tijdens de aardbeving. Dat cijfer wordt door bijna niemand geloofd. Want hoe kan het dat er 7000 klaslokalen instortten tijdens zo’n zware aardbeving en dat er relatief zo weinig kinderen stierven? En hoe zit het met het onderzoek van de Tsinghua Universiteit, die concludeerde dat 44 procent van de scholen onherstelbaar beschadigd raakte, terwijl dat voor slechts 13 procent van de andere openbare gebouwen gold.
Het antwoord op de eerste vraag ligt in het aantal vermisten: bijna 20.000. Dat aantal wordt nog steeds genoemd in de Chinese media. Het onderzoek van Tsinghua is terzijde geschoven.

De autoriteiten willen vooral dat er vooruit wordt gekeken. Volgens sommige vrijwilligers en nabestaanden moet dat omdat bij terugblikken te veel vuil te zien is. Alle grote van overheidswege geplaatste monumenten ten spijt, voor duizenden nabestaanden gaat de strijd om opheldering ook na vandaag door. Liu mag er hoe dan ook niet over schrijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer